Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/298

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

244

 

Pinang.

De pinangnoten zijn een vrij beduidend uitvoerartikel van Atjeh, vooral van de Westkust. Uit dit gewest werden in 1913 ruim 12 millioen K.G. pinangnoten uitgevoerd, de helft van den geheelen uitvoer der Buitenbezittingen.


Kaneel.

Van eenige beteekenis is de teelt van kaneel op Sumatra's "Westkust. Verschillende Inlanders bezitten vrij groote kaneelaanplantingen en op elk erf vindt men cassia-boomen. De uitvoer van kaneelbast neemt steeds toe; de meeste komt uit Limapoeloeh Kota (Pajŏkoemboeh) en Agam.


Muskaatnoten en foelie. Kruidnagelen.

Een steeds toenemende teelt van muskaatnoten en foelie (tegenover achteruitgang in de Molukken) begint velen welvaart te brengen op Sumatra's Westkust, in Atjeh (Idi) en in Tapanoeli. Bengkoelen heeft een niet onbeduidenden uitvoer van kruidnagelen.


Aardappelen en groenten.

Meer en meer van belang wordt de teelt van aardappelen en Europeesche groenten.

De eerste zijn goed; de laatste halen niet bij de Europeesche groenten. In het Padang Pandjangsche en in Agam is de uitvoer van aardappelen en groenten al van vrij wat beteekenis. Ook enkele Europeanen houden zich met deze teelt bezig. De afzet geschiedt aan de schepen en de Europeesche vestigingen, doch ook de Inlanders gaan meer en meer aardappelen eten. Wij zagen reeds, hoe onder den invloed van het Delische cultuurgebied ook in de Karolanden deze teelt zich ontwikkelt (§ 17).


Sagoe.

Nog dient hier de sagoe te worden vermeld, die op verschillende plaatsen aan West- en Oostkust wordt gewonnen, en die op de Zuidelijke Mentawei-eilanden een belangrijk volksvoedsel is. Als uitvoerartikel komt dit product in aanmerking te Bengkalis, waar de sagoe van een achttal Chineesche fabriekjes naar Singapoera wordt verkocht.

Ten slotte verwijzen wij voor eenige mededeelingen omtrent de bevolkings-rubberaanplant naar § 49.