Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/436

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

354

F.

fabrieksnijverheid te Medan 292.

familiebezit 138.

familiehuizen 136.

fauna. Zie: dieren.

faunagrens van Volz. 106.

*Fennema 84.

feties, fetisisme 60, 118, 157 v.v.

Fort de Kock 18, 25, 32–34, 36, 67, 343.

Fort van der Capellen 28, 31.

framboesia tropica 223.

fumarolen 35, 54, 99.


G.

Gading 238.

Gadis en Angkola, lengtedal van Batang— 41, 42, 45.

Gadoet (Goenoeng—) 25.

Gajō, land, volk 36, 45, 57, 60, 71, 73 v.v., 83, 149–151, 153, 154, 235.

Gajō Döröt 48, 78, 79.

Gajō Loeös, -Tanjō, Patiambang, Groot Gajō 47, 48, 70, 71, 76, 80, 163.

Gajōsche Centraalgebergte 48, 79, 80.

gambir, -cultuur 37, 232, 235.

ganti tikar 150.

Garoga, hoogvlakte van— 45, 52.

Gasip, rijk van— 119.

gaviaal 107.

geconcentreerde linie in Atjeh 335 v.v.

Gedang, goenoeng— 32, 39.

Gedang Ilir 286.

Gedang Tataän 213.

gelar 140.

genealogische politieke eenheden. Zie: Territoriale en—.

geneeskundige verzorging 217.

General Rubber Co. 259.

geophagie. Zie: aarde eten.

geschiedschrijving. Inlandsche—. 112, 126.

getah 55, 83, 85.

getah pertja 59, 264, 291.

getijstroomen. Kustvorming door— 40.

Geureudong (vulkaan) 77, 79, 99.

Gigiëng 89.

Gillespie 321.

glagah 54, 101.

Glé Jeueng 334.

Gloegoer works 292.

godsdienstonderwijs (Mohamm.) 166.

godvorst. Zie: Singa Maharadja.

Goegoek Malintang 328.

Goemai-gebergte 17.

Goemanti 24.

Goempang 71, 80.

Goendi, Poelau— 319.

Goenoeng Melajoe 238.

Goenoeng Sahilan 30.

Goenoeng Soegih 9, 17.

Goenoeng Toea 49.

goeroe's 157, 161.

Gontong, Poelau— 318, 319.

goud, -ontginning 50, 89, 273, 283 v.v. —van Gouvernementswege 285.

Goudberg. Zie: Seulawaih.

Gouvernementskoffiecultuur 44, 327, 329.

Gouvernementsrubberonderneming 264.

grabensenkung 3.

grafmonumenten in Pasè 129.

Greve, De— 31, 281.

groenteteelt 68.

groepshuwelijk. Zie: communaal huwelijk.

grondbezit 214.

Groot-Atjeh 90.

Groot en Klein Mandailing, Oeloe en Pakantan 42.

grotten 36.

gutta percha. Zie: getah pertja.


H.

Haan, De— 64.

Habinsaran 45, 52, 53, 56.

Haboko 265.

hadj, hadji 163, 325.

Hadji. Soeltan—. Zie Kahar.

hagedissen 110.

hakim 232.

Halaban (dal van—) 25.