Naar inhoud springen

Pagina:Leydse Courant 1825 no 109.pdf/1

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Ao. 1825.


LEYDSCHE


MAANDAG,

No. 109.


COURANT.


DEN 14 SEPTEMBER.

WIJ WILLEM, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz. enz. enz.

Op de voordragt van Onzen Minister van binnenlandſche zaken van den 1ſte dezer, No. 2, uitgebragt, na gehouden overleg met den Directeur-Generaal voor de zaken van den Roomsch-Katholijken eeredienst, nopens de uitvoering van Ons beſluit van den 14 junij l. l., betreffende de daarſtelling van een Collegium Philoſophicum, ten behoeve der Roomsch-Katholijke jongelingen die voor den geestelijken ſtand beſtemd zijn;
Gelet op artikelen 15 en 16 van Ons opgemeld beſluit;
Hebben beſloten en beſluiten:
Art. 1. Van de beurzen, welke van ’s Rijks wege worden uitbetaald aan kweekelingen op de Bisſchoppelijke Seminarien, zal achtervolgens, een derde gedeelte, naar aanleiding van artikel 15 van Ons beſluit van den 14 Junij l. l., aan het Collegium Philoſophicum worden toegevoegd; en zulks naarmate dat zoodanige beurzen bij de eerstgemelde ſtichtingen zullen komen, open te vallen tot op het vereischt bedrag van dat een derde.
2. Dien ten gevolge zal door de Bisſchoppen of andere geestelijke overheden, geene verdere begeving van landsbeurzen bij de Seminarien kunnen worden gedaan, dan na dat het bedrag derzelve tot onder de twee derden van het tegenwoordig beloop zal zijn gedaald.
3. De Directeur-Generaal voor de zaken van den Roomsch-Katholijken Eeredienst, zal naauwkeurige berigten inwinnen, omtrent het bedrag der tegenwoordig niet begevene landsbeurzen bij de Seminarien, en zorgdragen, dat hij geregeld kennis bekome van het openvallen van verdere landsbeurzen, tot dat het beloop bij het Seminarium tot op de vastgeſtelde hoogte zal zijn verminderd.
4. Aan de kweekelingen die zich gedurende het eerſte, jaar na de opening van het Collegium Philoſophicum bij hetzelve zullen vervoegen, en die zulks overigens mogten begeeren, zal eene beurs van ’s Rijks wege, gedurende hunnen ſtudie-tijd van twee jaren bij het Collegium, kunnen werden toegezegd.
5. Onze Minister van binnenlandſche zaken zal Ons, naar aanleiding van artikel 16 van Ons voorſz. beſluit van den 14 Junij 1825, nadere voordragten doen, zoo tot begeven dier beurzen, als nopens de betaling derzelve uit het vrijvallende gedeelte van die der Bisſchoppelijke Seminarien, en uit zoodanige andere fondſen, als daartoe zullen kunnen worden beſtemd.
En zijn Onze Minister van binnenlandſche zaken en de Directeur-Generaal voor de zaken' van den Roomsch-Katholijken Eeredienst belast met de uitvoering van dit beſluit, hetwelk zal worden gebragt ter kennis van Onzen Minister van financie en aan de Algemeene Rekenkamer.
Gegeven te Brusſel, den 3den Septemb. des Jaars 1825, het twaalfde van Onze regering.

(geteekend)WILLEM.

JONISCHE EILANDEN.

KORFU den 10 Augustus. De Seraskier heeft, drie dagen geleden, een vierde aanval tegen Misſolunghi beproefd met 6000 man, die in drie corpſen verdeeld waren, te weten, 2000 Montenegrijnen, 2000 Sectarioten en 2000 Aziaten. Deze troepen hebben verſcheide verſchanſingen vermeesterd en zich daarin een wijl tijds ſtaande gehouden; doch zijn eindelijk met een aanzienlijk verlies, hetgeen op drie duizend dooden, gekwetſten en krijgsgevangenen geſchat wordt, verjaagd, en het verlies der Turken zoude nog aanmerkelijker geweest zijn, zonder de list van een hunner aanvoerders Taïr Abasſi, die verſtandhouding met de Grieken had en zich daarvan bediend heeft door den marsch dezer laatſte te vertragen, hen van een gevaar verwittigende, hetwelk niet beſtond. De uit veertig gewapende ſchepen en 12 branders beſtaande Griekſche vloot, heeft zich wederom in de wateren van Patras doen zien. De Kapitan-Pacha is onder de beſcherming der kasteelen geweken, na eenige kanenſchoten met de Grieken gewisſeld te hebben.
Den 5den heeft de ſchipper van eene van Zante aangekomene ſchuit verhaald, dat hij den eerſten dezer, kort na zijn vertrek, van verre de Turkſche en Griekſche vloten gezien had, die een gevecht begonnen, en dat hij weldra een Griekſche brik, waarſchijnlijk een brander, ontdekt had, die te midden van zes Turkſche fregatten ſloeg. Na de vloten uit het gezigt verloren te hebben, had die ſchipper nog langen tijd het kanonnen-vuur gehoord.
Volgens berigten over het hernemen van Tripolitza door de Grieken, heeft de franſche Kolonel der genie Gaillard hen daarbij groote dienſten bewezen; hij zonderde zich van het corps van Ypſilanti af met vier honderd man, die hij in haast had georganiſeerd, en wist door zijne manoeuvres Ibrahim Pacha uit de plaats te lokken en hem zoo lang door een gemaskeerde batberij van zestien ſtukken bezig te houden, dat Ypſilanti den tijd had om Tripolitza aan te vallen en te vermeesteren, waarna hij met zijn klein corps en al zijn geſchut mede binnen de plaats wist te komen.
De de hoogte van Patras kruiſende Griekſche vloot, onder bevel van Admiraal Miaulis, is 50 oorlogſchepen en verſcheidene branders ſterk. Met ongeduld verwacht men bijzonderheden omtrent hare onrmoeting met den Kapitan-Pacha. De Vice-Admiraal Sachturi is met 28 oorlog-ſchepen en 10 branders, onder beſtuur van den beroemden Canaris, naar Alexandrie geſtevend om de Egyptiſche ſchepen, die tot eene nieuwe expeditie gereed liggen in de haven zelve aan te tasten.
Een Engelsch fregat, dat gisteren avond, uit Napoli di Romania en Misſolunghi is aangekomen, berigt dat de Moreoten eene onvergefelijke zwakheid, en lafhartigheid betoonen; maar dat daarentegen de Romelioten met elken dag eene verwenderenswaardige ſtandvastigheid, moed en vaderlandsliefde ten toon ſpreiden. De aankomst van de Griekſche vloot is van groot nut voor de vesting Misſolunghi geweest, welke ſtad ſedert vele dagen gebrek aan water had, niettegenſtaande het aldaar binnengeloopen Engelſche fregat, bijna al wat hef aanboord had daar gelaten had. De Griekſche vloot heeft die plaats van alle benoodigheden voorzien, en men verneemt dat na deze aangebragte hulp en het verlies der belegeraars, het beleg door den Seraskier is opgebroken. Deze laatſte bijvoeging verdient echter nog bevestiging.
Uit een brief van Zante van den 28 Julij verneemt men, dat Misſolunghi, na de kpmst van den turkſchen Groot-Admiraal geen ontzet te hopen had, maar dat het proviand genoeg had en door vier en twintig honderd man verdedigd werd. Het kamp van den Seraskier, welke de plaats belegert, werd op 18 duizend man begroot en men berekende, dat, zoo Misſolunghi viel, de Seraskier wel over meer dan vijf en dertig duizend zoude kunnen beſchikken. Jusſuf-Pacha was met 2000 man van Patras naar Gastuni opgebroken en had de ſchoonſte dorpen dier ſtreken te vuur en te zwaard vernield.
Den 27ſte heeft er te Zante een oproer plaats gehad. Van ds forteres werd de Griekſche vloot gezien, die uit de Levant kwam en dadelijk zond een zekere Cochini, een Agent van de turken, een vaartuig naar Patras, om den Kapitan Pacha hiervan kennis te geven. Het volk, hierover verontwaardigd, liep daarop te zamen en begaf zich naar het huis van dezen turkenvriend en ſloeg er alle de vensters in, waarna het ook het huis van een zekeren Avram, die mede tot de turkſche partij behoort, plunderde. Verſcheiden der oproermakers zijn gevat.
De Griekſche vloot is den 28ſten in het gezigt van Zante gekomen, noordwaarts, naar Kaap Papa koerſende; doch daar zij digt langs de kust van Morea zeilde, konde men niet wel het getal der ſchepen onderſcheiden; ſommigen zeiden, dat zij veertig en anderen, dat zij vijftig vaartuigen ſterk was.

DUITSCHLAND.

WEENEN den 31 Augustus. De Oostenrijkſche Opmerker deeld heden berigten mede van Konſtantinopolen, van den 10 dezer, waarin gezegd, wordt, dat er in den loop der verledene maand verſcheide gevechten in Morea zijn voorgevallen tusſchen Ibrahim Pacha en Colocotroni, en dat volgens de rappprten van dezen laatstgenoemden, in de Griekſche dagbladen geplaatst, alle ten voerdeele der Egijptiſche legers zijn afgelopen. Het aanmerkelijkſte dezer gevechten moet den 5 Julij bij Tricorpha (een hoog gebergte ten noorden van Argos aan welks voet de ruïne van Mijcene liggen, die thans onder den naam van Karvathi bekend zijn) plaats gevonden hebben, waar Colocotroni alle zijne onderhoorige troepen, in zijn berigt op 9000 man geſteld, bijeengetrokken had, om Ibrahim Pacha eenen ſlag te leveren, alvorens de verſterking van Husſein Bey zich bij hem voegde. Deze onderneming had een ongelukkigen uitſlag en Colocotroni moet met groot verlies, dat op meer dan 1000 man aan dooden en 150 gevangenen, onder welke vier Kapiteins begroot wprdt, teruggeſlagen zijn geworden. Het Grieksch opperhoofd ſchrijft zijne nederlaag toe aan de lafhartigheid der Corinthiers en Calvriters die, te midden van het gevecht, het ſlagveld verlieten. De verſtrooide Griekſche corpſen verzamelden zich weinige dagen daarna weder, deels bij Karitene, deels bij Vervena; doch werden door de Egijptenaren den 14 Julij opnieuw aangevallen en geſlagen, en in een op den 20 Julij voorgevallen gevecht, waar van echter nadere berigten ontbreken, zou Demetrius Ypſilanti door een geweerkogel in de borst gekwetst, in vijandelijke gevangenſchap geraakt en kort daarop geſtorven zijn. Volgens tijdingen van Smirna, zou de voorhoede van het Egijptisch leger zich den 27 Julij reeds weder voor Napoli in de nabijheid der Molens vertoond hebben.
De Opmerker geeft vervolgens het rappprt van Colocotroni over het gebeurde op den 5 Julij, aan den Minister van Oorlog geadresſeert, en in de Vriend der Wetten geplaatst; dat rapport bevestigd de hier boven medegedeelde berigten.
Een brief van de Generaals Colocotroni en Londo aan den Beij van Maino en aan de Mainoten, nodigd hen uit om hunnen ſtaat van gevoelloosheid te verlaten en tot hulp van den Peloponneſus te ſnellen. Dit ſtuk is van Canthene gedagtekend.

AUGSBURG den 4 September. De betrekkingen van het Rusſiſche hof met de Porte, zijn bij voortduring onzeker en kunnen niet bepaaldelijk geregeld wor-

(Het vervolg op de Kant van deze bladzijde.)

den omdat, niettegenſtaande de goede wil van Keizer Alexander, het Ottomannisch Gouvernement hardnekkiglijk in deszelfs gevoelen blijft volharden om de uitvoering der bepalingen van het tractaat van Bucharest indefinitief uit te ſtellen en aan het hof van Rusland ſlechts korte en ontwijkende antwoorden te geven. Dit is ook de voornaamſte en waarachtige beweegreden, welke den Heer de Ribeaupière aanhoudend belet om zich naar zijnen post te begeven en den Heer von Minciaky doet beſluiten om zich zoo veel mogelijk van allerlei ſtaatkundige communicatien te onthouden en zich enkel tot zijne functien van handel-conſul-generaal te bepalen. Men verhaalt wijders dat die Heer met veel eerbied te Konſtantinopolen wordt behandeld en dat de Rusſiſche handel eene bijzondere beſcherming geniet.


Men verwacht van Keizer Alexander verſcheide dekreten, betreffende eenige verbeteringen in verſcheide adminiſtratieve takken in Polen. Zijne Majeſteit houdt zich uitſluitend daarmede bezig, en tijdens Hoogstdeszelfs verblijf in Warſchau, zijn ten dien opzichte talrijke conferentien geheuden.
Volgens brieven van Polen is de wol in dat land, zoo als overal, een voorwerp van uitgebreide ſpeculatien geworden, en de talrijke plaats gehad hebbende verkopingen, hebben veel geld in omloop gebragt.

FRANKFORT den 8 September. Terwijl men van Konſtantinopolen ſchrijft dat Demetrius Ypſilanti in een der jongſte gevechten gevangen genomen en aan zijne wonden overleden zou zijn, ontvangt men brieven van Zante tot den 11 Augustus, volgens welke er op den 29 Julij een gevecht bij Tripolitza moet hebben plaats gehad, het welk voor die Generaal zoo gelukkig is uitgevallen, dat Ibrahim Pacha genoodzaakt is geweest zijne vorige poſitie te hernemen.
Van Trieste ſchrijft men dat, alvorens de Turken een tweede ſtorm op Misſolunghi ondernamen, aldaar drie agenten van een Christen Mogendheid op eene brik met parlementaire vlag waren aangekomen, en aan het garnizoen de vrije uittogt voorſtelden en de zaak der Grieken in Morea als onherroepelijk verloren afſchetſten. Noti Bozzaris, oom van den vermaarden Marco Bozzaris, riep daarop een krijgsraad bijeen en verklaarde aan de hem omringende opperhoofden dat de ſtandaard van Mahomed eerst zijn eigen ligchaam moest pasſeren eer men dezelve op de wallen van Misſolunghi zoude planten. Alle de Griekſche opperhoofden waren van hetzelfde gevoelen en de vreemde agenten werden met dit antwoord afgewezen. De aanval, welke op den 2 Augustus plaats had, kostte aan vele Turken het leven.


Over die gebeurtenis laat zich de courant van Augsburg in dezer voege uit. „Verſcheide Scheeps-kapiteins, dezer dagen van Durazzo en uit andere turkſche havens aangekomen, hebben verhaald dat Napoli di Romania zich aan Ibrahim-Pacha en Misſolunghi aan den Seraskier had overgegeven; dat de overgave van deze laatstgenoemde vesting den 30 Julij had plaats gehad. Maar thans berigt een van Korfu aangekomen Kapitein, dat de turkſche legers den eerſten of tweeden Augustus een nieuwen aanval op Misſolunghi van de land- en, zeezijde hebben gewaagd, doch met een aanmerkelijk verlies zijn terug geſlagen; dat het Grieksch

(Het vervolg op de volgende bladz.)