Pagina:Longinus - Over de verhevenheid.pdf/14

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van het Oosten, Septimia Zenobia, eene vrouw van uitstekende bekwaamheden en een’ mannelijken moed. Deze, eene ijverige bevorderaarster der schoone kunsten en wetenschappen, ontbood longinus tot zich naar Palmyra, de stad haars verblijfs, om zich door hem in de Grieksche taal en letterkunde te doen onderwijzen. longinus, den hem opgedragenen last aanvaardende, boezemde weldra door zijnen omgang der koninginne een zoo hoog en regtmatig denkbeeld omtrent zijne wijsheid en kundigheden in, dat zij hem tot de waardigheid van een’ harer eerste staatsdienaren verhief en zich voornamelijk door zijne raadgevingen liet besturen. Toen was het dat hij, gedreven door die edele vrijheidzucht, welke aan alle groote mannen eigen pleegt te zijn, Zenobia tot afschudding van het Romeinsche juk aanspoorde. Aan deze raadgevingen gehoor verleenende, vatte de koningin de wapenen tegen den toenmaligen Romeinschen keizer Aurelianus op. Doch de uitslag van dezen oorlog beantwoordde niet aan de regtvaardigheid der zake. Het leger van Zenobia werd over hoop geworpen en Aurelianus sloeg het zijne voor den zetel van haar rijksgebied, Palmyra, neder. Na de stad eenigen tijd te vergeefs belegerd te hebben, schreef de keizer, der langdurigheid des belegs moede geworden, eenen brief aan de koningin, waarin hij haar het