Naar inhoud springen

Pagina:Luttenberg's chronologische verzameling der wetten en besluiten, vol 16 + 17 (1868-1869).pdf/275

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

schepen opgenomen, zullen door geen der strijders kunnen opgevraagd worden, en hun zal worden opgelegd om gedurende den oorlog niet te dienen.

14. In de zee-oorlogen geeft elke sterke verdenking, dat een der oorlogvoerenden van het voorregt der onzijdigheid in een ander belang gebruik maakt dan dat der gewonden en zieken, aan den anderen oorlogvoerende vrijheid om, tot op bewijs van het tegendeel, ten zijnen aanzien de conventie op te schorten.

Mogt dit vermoeden zekerheid worden, dan zal hem de overeenkomst kunnen opgezegd worden zelfs voor den ganschen duur van den oorlog.

15. De tegenwoordige akte zal in een enkel oorspronkelijk exemplaar worden opgemaakt, hetwelk bewaard zal worden in de archieven van het Zwitsersch bondgenootschap.

Een authentiek afschrift dier akte zal worden afgegeven, met uitnoodiging zich daarnaar te ge dragen, aan elk der Staten die de conventie van 22 Augustus 1864 hebben geteekend, alsmede aan allen die achtervolgens daaraan zijn toegetreden.

Ter oorkonde waarvan de ondergeteekende Commissarissen het tegenwoordig ontwerp van additionele artikelen opgemaakt en hetzelve van hun zegel hebben voorzien.

Gedaan te Genève den twintigsten dag der maand October van het jaar achttien honderd acht en zestig.


('get.) (L. S.)

VON ROEDER.
F. LOEFFLER.
KÖHLER.
Dr. MUNDY.
STEINER.
Dr. DOMPIERRE.
VISSCHERS.
J. B. G. GALIFFE.
A. COUPVENT DES BOIS.
H. DE PRÉVAL.
JOHN SAVILE LUMLEY.
H. R. YELVERTON.
D. FELICE BAROFFIO.
PAOLO COTTRAU.
H. A. VAN KARNEBEEK.
WESTENBERG.
F. N. STAAFF.
G. H. DUFOUR.
G. MOYNIER.
Dr. S. LEHMANN.
HUSNY.
Dr. C. HAHN.
Dr. FICHTE.


Bijgevoegde paragraaf aan art. 9 der
additionele artikelen.

Nogtans zullen de voor het gevecht onbruikbare schepen, welke de Regeringen gedurende den vrede officieel zullen verklaard hebben bestemd te zijn tot drijvende zeehospitalen, gedurende den oorlog, zoo ten aanzien van het materieel als van het personeel, eene algeheele onzijdigheid genieten, mits hunne uitrusting uitsluitend overeenkomstig hunne bepaalde bestemming zij ingerigt.

Gelet op Ons besluit van den 21 Julij 1865 (Staatsblad No. 85), bepalende de plaatsing in het Staatsblad der bovenvermelde overeenkomst van 22 Augustus 1864;

Op de voordragt van Onzen Minister van Buitenlandsche Zaken, van 6 Febr. 1869. No. 574;

Hebben goedgevonden en verstaan de voorschreven additionele artikelen, welke door Ons zijn goedgekeurd, bekend te maken door plaatsing van dit besluit in het Staatsblad.

Onze Ministers, hoofden der departementen van algemeen bestuur, worden belast, ieder voor zooveel hem betreft, met de uitvoering der bepalingen in gezegde nadere overeenkomst vervat.

's Gravenhage, 10 Februarij 1869.

(get.) WILLEM.

De Minister van Buitenlandsche Zaken,

(get.) ROEST VAN LIMBURG.

(Uitgeg. 27 Febr. 1869.)



14 Februarij 1869. BESLUIT, houdende rangschikking van de leden der commissie van administratie over de gevangenis te Montfoort in de tweede klasse van het tarief voor reisen verblijfkosten, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 15 December 1849 (S. No. 62). S. 23.

Wij WILLEM III, enz.

Op de voordragt van Onzen Minister van Justitie, van den 11 Januarij jl., 4e afdeeling. No. 181;

Den Raad van State gehoord (advies van den 2 Februarij 1869. No. 17);

Gelet op het eerste lid van art. 5 van Ons besluit van 15 December 1849 (Staatsblad No. 62);

Hebben goedgevonden en verstaan:

De leden der commissie van administratie over de gevangenis voor jeugdige vrouwelijke veroordeelden, tevens huis van verbetering en opvoeding voor meisjes te Montfoort, wier woonplaats op