Naar inhoud springen

Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/114

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

't Is duidelijk, dat tussen een zelfoverschatting als de hare en een eigen geringschatting als de mijne onmogelijk de vertrouwelijkheid kon ontstaan, die het natuurlijk uitvloeisel moet zijn van een ware liefde. Zij deed voor mij haar plicht; ik deed voor haar mijn best; zij verwaardigde zich niet te klagen; ik verstoutte me niet te vragen en zo bestonden we naast elkander voort, zonder dat onze zielelevens elkander ergens raakten.

Had zij zich anders kunnen ontwikkelen met een andere man? Ik ben wel geneigd dit aan te nemen; haast zou ik zeggen: ze heeft er me later het bewijs van geleverd; maar zeker had onze verhouding een betere kunnen zijn, als Anna me niet zo duidelijk en zo dikwijls had te kennen gegeven, dat ik machteloos was iets goeds of iets aangenaams voor haar leven te betekenen.

Misschien—dat denk ik ook wel eens—zou alles heel anders geweest zijn, als haar lichamelijk schoon mijn zinnelijkheid wat meer had geboeid. Het tegendeel is haar zeker niet ontgaan en wie weet hoe zij 't heeft uitgelegd. In alle geval, wij waren getrouwd als twee—om verschillende redenen—trouwlustigen, die elkander ontmoetten op een lange, eenzame weg. Bij wat ruimere keuze hadden beiden op gans andere wijze gepaard.

 

Het gebeurde, dat Anna moeder moest worden.

Men zegt, het staat in boeken en ik geloof 't ook wel, dat er mannen zijn, die zo'n tijding met een jubelkreet begroeten.

Die schijnen hun vrouw er nog liever door te krijgen; voor zulke paren wordt het kind een nieuwe, hechte band. Ik benijd dergelijke mensen al weer; maar hen begrijpen of liever: met hen meevoelen kan ik... niet.

Tussen Anna en mij verwijdde het nieuws de langzaam gapende klove.

Zij heeft dit zeker vooraf gevoeld. Niet op mijn schoot zittend, een arm om mijn hals, niet met neergeslagen ogen en een van aandoening trillende stem, niet blozend heeft zij de tijding me in het oor gefluisterd.

110