Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/21

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Weinige dagen later was de meester—wij zeiden natuurlijk: de oude—jarig.

Het geschenk, dat hem vereerd moest worden, daargelaten, vierden wij dat feest elk jaar op onze eigen kosten. Meestal genoten we een goochelvertoning; deze keer hadden de rijke ouders van een paar zwakke tweelingen een hunner boerderijen ter beschikking gesteld voor een buitenpartij. Mij lachte dit uitstapje aanvankelijk weinig toe. Bij dat rovertje- of krijgertje spelen, dat haasje-over springen en stuivertje verwisselen duchtte ik allerlei botsingen met sterkere jongens. Toen ik echter hoorde, dat zij mee zou gaan en de Indische jongen nog thuis moest blijven, kreeg de zaak een gans ander aanzien.

Door voorzichtig en zwijgend te dringen, te draaien, te sluipen lukte 't me in het rijtuig een plaatsje naast haar machtig te worden. Dit verzekerde me al vast haar buurschap voor ruim anderhalf uur en in de diepte van de barouchet kon ik gemakkelijk onder haar mantel het verrukkelijke handje omklemmen. Ook thans deed zij geen poging zich aan mijn greep te onttrekken en tegelijkertijd wist ze zo ongedwongen met de andere jongens door te praten, dat ik me ongestoord aan mijn genot kon overgeven. Ik verbeeldde me nu te weten, wat liefde was en terwijl het verlangen om aan haar voeten, als een offer voor haar geluk, te mogen sterven mijn ziel met weemoed en mijn ogen met tranen vulde, groeide mijn vijandigheid jegens de andere jongens tot brutale verachting.

Toen wij op de plaats uitstapten, had zij me nog geen woord toegevoegd. Zelfs deed ze, alsof de langdurige aanraking van onze handen niet tot haar bewustzijn was doorgedrongen! Die zelfbeheersing leek me al te sterk. Ik verlangde niets liever dan een geheime verstandhouding, waarvan geen derde ooit iets zou ervaren; nu echter kwam de vraag in me op, of zij misschien het kind maar had laten begaan. Gepijnigd door de vrees, dat mijn genot al dadelijk weer tot een begoocheling zou verbleken, weifelde ik in de eerste verwarrende drukte tussen een kloek en hoopvol mee-springen, dartelen, stoeien, vechten

17