God, dan begrijpt u toch wel, dat ik mijn hele verdere leven gebukt moet gaan onder de onbewezen... ja, onuitgesproken verdenking van mijn vrouw... mijn eigen vrouw te hebben vergiftigd. Heeft u daar al het ontzettende wel van ingedacht? U weet toch, hoe praatjes in de wereld komen!... En dan de oude lui!... Gerechte hemel, als die straks hier komen en niet alleen het lijk van hun kind moeten zien; maar nog moeten horen, dat er een vermoeden bestaat... God, God, dat kan niet, dat mag immers niet! Zeg nu eens zelf!... U begrijpt toch, dat die oude mensen 't zullen besterven. Mama is resoluut... u kent haar; maar de oude heer... met zijn zwakke zenuwen... o, mijn God, mijn God, die man besterft 't zonder enige quaestie!... Kijk, ik durf hem al niet eens zeggen, dat Anna naar alle waarschijnlijkheid met opzet te veel heeft gebruikt... Ik was voornemens van een hartgebrek te spreken; maar de justitie, de politie... neen, neen, neen, hoe meer ik er over denk... dat overleven ze immers geen van beiden!"
Dat er iets ernstigs, iets nieuws in de dokter was omgegaan, zag ik duidelijk aan de veranderde, meer peinzende, minder afstotende uitdrukking van zijn ogen.
Na een korte stilte zei hij dan ook:
„Ja... 't is zo... Wat u daar zegt... kan ik niet tegenspreken. 't Is waarachtig geen kleinigheid... oude mensen... iemand met zwakke zenuwen... het zou gevaarlijk kunnen zijn... Aan de andere kant... je kunt nooit weten... het geldt hier maar niet een klein plichtsverzuim... u begrijpt wel, dat ik de verantwoordelijkheid onmogelijk op me kan nemen. Dat mag ik niet doen en dat doe ik ook niet."
„Ik begrijp 't; maar... wat moet er dan toch gedaan worden?"
Weer volgde een pauze. Toen keek hij me nogmaals scherp in de ogen en vervolgde:
„Dit kan ik voor u doen:... Ik zal niet zelf naar de justitie gaan; maar enkel op het stadhuis de verklaring afgeven: zelfmoord, veroorzaakt door chloraal-hydraat."