Naar inhoud springen

Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/53

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

„En," hernam de oude vrouw, „als na de dood van mijn man onze notaris niet op de loop was gegaan met ons hele vermogen, dan gaf mijn dochter hier geen concert; dat verzeker ik u."

Ik kon geen woord plaatsen.

„Weet u, wat mijn ideaal is? Een man te hebben, die veel van muziek houdt en dan voor hem alleen te spelen."

„Maar wil ik u eens iets zeggen: voor de meeste mannen is een artiste al niet veel beter dan een café-chantantzangeres. Van hofmaken zijn ze thuis; maar met trouwen moet je niet aankomen!"

„Nu, mama, nu; er zijn nog wel uitzonderingen."

De strekking van een en ander liet aan duidelijkheid weinig te wensen over. Toch wanhoopte ik niet; maar ging die avond zelfs vol goede moed naar bed. Was dit alleen zelfvoldoening, omdat ik eindelijk eens had vol gehouden in het aanstevenen op een doel?

Of achtte ik een verovering toch mogelijk—zelfs voor een niet-millionair—zonder opoffering van mijn vrijheid?

Terwijl ik de slaap niet kon vatten, lei ik me zelf die vragen voor en kwam tot het besluit, dat mijn zelfvoldoening ongetwijfeld in het spel was, maar ik tevens moeder en dochter meer voor sluwe intriganten dan voor geloofwaardige personen hield. Kennelijk wilden ze mij lijmen en terwijl me dit ergerde van het mooie, jonge meisje met de glanzende ogen en het bekoorlijke mondje, gaf het me zowel de moed als de onverschilligheid, die voor mijn verleidersrol onontbeerlijk waren. Dat ik in 't geheel niet verliefd was, bewees mijn onloochenbare afkeer van haar grove vingers, die me de afscheidshanddruk tot een onplezierige aanraking maakte. Maar juist daarom verviel ik niet in mijn sentimentele „Entsagungslust" en zou het me wellicht gelukken van haar tegemoetkomende houding partij te trekken, zonder mijn hoofd in de strik te steken.

Dus had ik eindelijk mijn avontuur beet; eindelijk zou ik me kunnen ontdoen van het vernederende en intimide-

49