Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/136

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Toen dompelde de knaap zich in den stroom en hield een oogenblik later bij den ingang van het kamp stil, juist toen Joe uitriep:

‘Neen, Tom is een eerlijke jongen en hij zal terugkeeren. Hij zal ons niet verlaten. Hij is er te trotsch voor, want hij weet, dat dit eene schande zou wezen voor een zeeroover. Zeker is hij op avonturen uit; het zal mij benieuwen wat hij nu weer heeft uitgespookt.’

‘Goed,’ antwoordde Huck, ‘maar als hij niet op zijn tijd past, is zijn ontbijt voor ons.’

‘Ja, als hij er niet is, maar dat is nog niet zeker. Er stond immers op de boomschors geschreven: als ik er niet ben, is het ontbijt voor ulieden.’

‘Wie is die hij?’ riep Tom met eene tooneelstem uit, terwijl hij met fiere houding het kamp binnenstapte.

Spoedig was er een weelderig ontbijt van spek en visch opgedischt, waaraan de knapen zich naar hartelust te goed deden. Onderwijl vertelde Tom, met de noodige opsieringen, zijne avonturen van dien nacht. Toen het verhaal geëindigd was, werden zij drie snoevende, grootsprekende helden. Na het ontbijt verschool Tom zich op een schaduwrijk plekje om te gaan slapen, en de beide andere zeeroovers gingen op de vischvangst.




 

HOOFDSTUK XVI.




Na het eten vertrokken de drie knapen naar de zandbank om schildpadeieren te zoeken. Zij stootten met stokken in het zand, en wanneer zij eene weeke plek vonden, legden zij zich op de knieën en groeven haar met de handen uit. Somtijds haalden zij vijftig of zestig eieren uit één gat.