HOOFDSTUK XXIII.
Aangetrokken door de schitterende uniform der ‘Matigheids-Cadetten’ werd Tom lid der afdeeling van het nieuw opgerichte genootschap en beloofde hij zich gedurende zijn lidmaatschap te onthouden van rooken en vloeken. Bij deze gelegenheid ontdekte de knaap iets, waaraan hij vroeger nooit gedacht had, namelijk - dat de aflegging der belofte om iets niet te doen, het beste middel is om iets te leeren doen. Tom voelde zich door een nooit gekenden lust gekweld om te rooken en te vloeken: ja, de begeerte werd zoo sterk, dat alleen de hoop om zich met zijn roode sjerp te vertoonen, hem er van terughield zijn lidmaatschap op te zeggen.
Het was 4 Juli toen hij tot den bond toetrad, en hij was nog geen acht en veertig uren lid geweest of hij was gereed en gezind zich van zijne boeien te ontslaan. Doch juist dien dag vernam hij, dat de oude vrederechter ziek was en waarschijnlijk zou sterven. Zulk een voornaam ambtenaar zou zeker met groote plechtigheid begraven worden en dan had hij een kansje om in zijn uniform den stoet te volgen. Drie dagen lang was Tom diep begaan met des rechters toestand en vol verlangen naar tijding. Nu en dan klom zijn hoop zoodanig, dat hij het waagde zijn sjerp uit de kast te halen en zich voor den spiegel voor de groote gebeurtenis te oefenen. Doch de rechter bleef wanhopig lang tusschen dood en leven dobberen en werd ten slotte aan de betere hand en daarna voor hersteld verklaard. Tom was boos en zeide onverwijld zijn lidmaatschap op. Helaas! dienzelfden nacht stortte de rechter in en stierf.
Tom besloot oude vrederechters nooit meer te vertrouwen. De begrafenis was prachtig en de cadetten paradeerden op