Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/35

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

veld der menschelijke gedachten en zijne handen hielden zich tot afleiding met allerlei vermakelijke kunstjes bezig.

Marie nam het boek om de les te overhooren en hij trachtte den weg door den zwaren mist te vinden.

‘Zalig zijn de ar- r.... ar....’

‘Armen.’

‘Ja- de ar-remen; zalig zijn de ar-remen.’

‘Van geest.’

‘Van geest. Zalig zijn de armen van geest, want zij.... zij....’

‘Want hunner....’

‘Want hunner. Zalig zijn de armen van geest want hunner.... is het koninkrijk der hemelen! Zalig zijn zij die treuren, want zij....’

‘Zij...?’

‘Zul....’

‘Want zij zul....’

‘Z-u-l-l-e-n. Want zij zul... O, ik weet niet wat zij zullen!’

‘Zullen....’

‘O ja, zullen - zij zullen - zij zullen treuren; zalig zijn zij - die treuren, want zij zullen.... Wat zullen zij? Waarom zeg je het mij niet, Marie? Het is gemeen om me zoo te plagen!’

‘Tom, arme jongen, ik plaag je niet. Ik zou het niet over mijn hart kunnen krijgen. Probeer het nog eens. Geef den moed niet op; je zult het wel leeren, - en als je het doet, krijg je iets moois van mij. Zoo; nu is het goed, mijn jongen.’

‘Ik zal het doen, maar zeg mij dan eerst wat het is, Marie.’

‘Neen, Tom. Je weet als ik zeg dat het mooi is, dan is het mooi.’

‘Op je woord van eer Marie. Goed, dan zal ik het er wel zien in te pompen.’

Hij ging aan het werk, en door nieuwsgierigheid en het