Pagina:Marx, De burgeroorlog in Frankrijk (vertaling 1936).pdf/20

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Tegen deze, in alle tot nu toe bestaande staten onvermijdelijke verandering van de staat en de staatsorganen van dienaren van de maatschappij in meesters van de maatschappij, paste de Kommune twee onfeilbare middelen toe. In de eerste plaats bezette zij alle posten, besturende, recht sprekende, onderwijzende, door keuze volgens het algemeen stemrecht van de belanghebbenden, en wel met het recht van terugroeping te allen tijde door dezelfde belanghebbenden. En ten tweede betaalde zij voor alle diensten, hoge zowel als lage, slechts het loon, dat andere arbeiders ontvingen. Het hoogste salaris, dat ze ten slotte betaalde, was 6000 franken. Daarmee was de deur voor baantjesjagers voor goed gesloten, ook zonder de bindende mandaten bij gedelegeerden in vertegenwoordigende lichamen, die er ten overvloede nog aan werden toegevoegd.

Dit verbrijzelen van de tot nu toe bestaande staatsmacht en het vervangen daarvan door een nieuwe, in waarheid democratische, is in het derde hoofdstuk van de „Burgeroorlog” grondig behandeld. Het was evenwel nodig, hier nog eens op enkele trekken daarvan in te gaan, omdat juist in Duitsland het bijgeloof in de staat zich uit de filosofie in het algemeen bewustzijn van de bourgeoisie en zelfs van vele arbeiders heeft overgeplant. Volgens de filosofische voorstelling is de staat de „verwezenlijking van de idee”, of het in het filosofisch overgebrachte rijk Gods op aarde, het gebied, waarop de eeuwige waarheid en gerechtigheid tot werkelijkheid wordt, of behoort te worden. En daaruit volgt dan een bijgelovige verering van de staat en van al wat met de staat samenhangt, die des te gemakkelijker ingang vindt, naarmate men zich van kindsbeen af er aan heeft gewend, zich in te beelden, dat de, aan de ganse maatschappij gemeenschappelijke zaken en belangen niet anders kunnen worden behartigd, dan tot dusverre het geval is geweest, n.l. door de staat en zijn goed bezoldigde overheidspersonen. En men gelooft reeds een zeer geweldige stoutmoedige stap te hebben gedaan, als men zich van het geloof in de erfelijke monarchie heeft vrij gemaakt en bij de democratische republiek zweert. In werkelijkheid echter is de staat niets dan een machine ter onderdrukking van de ene klasse door een andere, en wel in de democratische republiek niet minder dan in de monarchie, en in het beste geval een kwaad, dat het, in de strijd om de klassenheerschappij zegevierende proletariaat erft en welke ergste kanten het, evenmin als de Kommune, zal kunnen nalaten met de grootst mogelijk spoed te besnoeien, totdat een in nieuwe vrije maatschappijtoestanden opgegroeid geslacht in staat zal zijn, zich van de gehele staatsrommel te ontdoen.