Pagina:Marx, De burgeroorlog in Frankrijk (vertaling 1936).pdf/71

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

„handjevol misdadigers, die aan de moord op Clément Thomas en Lecomte” deel hadden genomen, zou beperken, wel te verstaan op voorwaarde, dat Parijs en Frankrijk den heer Thiers zelf zonder voorbehoud als den besten republikein zouden erkennen, juist zoals hij in 1830 Louis Philippe had erkend. En zelfs de koncessies, — niet alleen, dat hij zorg droeg, ze twijfelachtig te maken door de officiële toelichtingen, die zijn ministers in de Nationale Vergadering daarbij gaven, — neen, hij had ook zijn Dufaure om te handelen. Dufaure, deze oude Orleanistische advokaat, was te allen tijde de hoogste rechter van de staat van beleg geweest, — zowel in 1839 onder Louis Philippe en in 1849 onder Louis Bonaparte's presidentschap, als nu, in 1871, onder Thiers. Wanneer hij geen minister was, verrijkte hij zich, door te pleiten voor de Parijse kapitalisten, en sloeg uit de politiek kapitaal, door te pleiten tegen de wetten, die hij zelf had ingevoerd. Thans, — niet voldaan door een reeks van onderdrukkingswetten door de Nationale Vergadering te jagen, die, na de val van Parijs, daar de laatste overblijfselen van de republikeinse vrijheid moesten uitroeien, — wees hij zelf het lot van Parijs van te voren aan door de, hem nog te langzame procedure der krijgsraden te verkorten en een nieuwbakken, drakonische verbanningswet in te dienen. De revolutie van 1848, die de doodstraf voor politieke misdadigers afschafte, had deze door deportatie vervangen. Louis Napoleon waagde het niet, de heerschappij der guillotine te herstellen, tenminste niet, dit openlijk uit te spreken. De jonkersvergadering, nog niet stoutmoedig genoeg om zelfs maar aan te duiden, dat de Parijzenaars geen rebellen, maar moordenaars waren, moet derhalve haar, voor haar reeds vaststaande wraak tegen Parijs tot Dufaure's nieuwe deportatiewet beperken. Onder al deze omstandigheden zou Thiers zijn verzoeningskomenie onmogelijk zo lang opgevoerd hebben als zij niet, wat hij juist wilde, het woedende gehuil van de landjonkers had opgewekt, wier-herkauwers-verstand geen begrip had noch van het spel, noch van de noodzakelijkheid van zijn huichelarij, valsheid en achterbaksheid.

Met het oog op de naderende gemeenteraads-verkiezingen van de 30ste April, voerde Thiers op de 29ste een van zijn grote verzoeningsscènes op. Midden in een stortvloed van sentimentele rederijkerij riep hij van de tribune der Nationale Vergadering uit: „De enige samenzwering tegen de republiek, die er bestaat, is die van Parijs, die ons dwingt. Frans bloed te vergieten. Ik herhaal het nog eens en nog eens: laat deze snode wapenen vallen uit de handen van hen, die ze