Naar inhoud springen

Pagina:Multatuli - Over Vrijen Arbeid in Nederlandsch Indie (1873).djvu/33

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
21
Vrye arbeid.


gen — ge hebt het recht daartoe, Nederlanders — den Staat van Indische pensioenen, waarop posten voorkomen, wat hooger dan eigenlyk behooren zou — zelfs zy erkennen dit, die ze toelegden — „omdat de betrokkene zekere betrekking niet bekleed heeft.” Zóó staat er. Ga eens na welke sommen er jaarlyks op uwe begrooting worden gebracht om menschen in het leven te houden, die nooit iets belangryks uitvoerden, en wier geheel leven zonder schâe voor iemand best achterwege had kunnen blijven. Tel eens hoeveel gepensioneerde Slymeringen gy vetmest, en vraag dan uzelf af, of ’t billyk is, dat ik van uur tot uur heb te worstelen met gebrek?


Overdryving? Ik antwoord nog-eens: hoe zou ’t anders wezen kunnen? Ik heb niets en ontvang niets. Maar als ’t u moeite kost, lezer, u duidelyk voortestellen hoe ’n vader gestemd is, die z’n gezin moet voeden met niets… dan zal ik uw begrip te-hulp komen door ’t vertoonen van ’n certificaat, waaruit blyken kan hoe eens ’n Belgische dorpsburgemeester me twee dagen tyd gunde om te voorkomen dat ik als vagebond met vrouw en kinderen door maréchaussées zou worden weggevoerd over de grenzen…

Zie, in zulke omstandigheden voel ik me „wat moê” zoo-als op ’t slot van m’n Kruislied!


Dit is weêr uwe schande, Nederlanders, en dit is niet myne schande. Daarvan worstelt ge u niet los, al zoudt ge ’t begin van de week vastbidden en vastpreêken aan ’t eind.


En wie nu meent dat ik genoegen schep in ’t meedeelen van de ellende die ik onderging omdat ik myn plicht deed — dat ik er trotsch op ben, is waar! — bedenke hoe lang ik zweeg vóór ik iets openbaarde.


En dat ik eindelyk daarvan sprak, was om aantetoonen dat