Naar inhoud springen

Pagina:Nansen's Poolreis.djvu/51

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

49

op 82° 18'. Den 15en Juni waren wij in noordwestelijke richting gedreven tot op 82° 26'. Wij moesten toen niet meer dan 20 mijlen ten Noorden van Kaap Fligely zijn geweest. Doch wij kregen nog altijd maar geen land te zien. Het was en bleef ons een raadsel.

Ondertusschen werd het ijs hoe langer hoe slechter. Eindelijk, op 22 Juni, schoten wij een grooten zeehond en we besloten nu, te wachten tot de sneeuw gesmolten zou zijn en intusschen te teren op zeehondenvleesch. Kort daarna schoten we drie ijsberen en nu hadden wij overvloed van voedsel, zoodat de twee honden die ons overbleven, rijkelijk gevoed konden worden met rauw vleesch.

Niet voor den 22sten Juli trokken wij weder voort over vrij goed ijs en twee dagen later kregen wij eindelijk onbekend land in het zicht. We waren toen op 82° N. B.; maar het zou ons veel moeite kosten, dat land te bereiken.


In de klauwen van een beer.

In dien tijd hadden wij op zekeren dag een avontuur dat slecht had kunnen afloopen. Wij zouden juist een open plek in het ijs oversteken in onze kajaks. Daarbij bonden wij gewoonlijk de twee kajaks op het ijs aan elkaar, brachten ze dan in het water, kropen vervolgens met de honden, op het dek, en pagaaiden naar den over-