Pagina:Nansen's Poolreis.djvu/53

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

51

tusschen waren meestal vol kleine stukken ijs en gruis van schotsen, zoodat we geen gebruik van onze kajaks konden maken. Wij moesten daarom van het eene ijsblok op het andere springen en onze sleden achter ons aan sleepen, steeds in angst dat zij zouden omslaan in het water. Dat moesten wij zoo veertien dagen volhouden en eerst den 6en Aug. kwamen wij aan een land op 81° 38' N. B. en 63° O. L. Dat eerste land bestond uit vier eilanden, geheel met gletschers overdekt. Ik noemde het Hirttenland, naar een oud Noorsch sprookje.

Langs de Noordkust van die eilanden was open water en wij roeiden in onze kajaks door dat water naar het Westen. Toen wij aan het open water kwamen, was er weinig kans, dat wij de twee overgebleven honden nog noodig zouden hebben en daar het zeer bezwaarlijk ging de dieren mee te nemen op zee, schoten wij hen dood en lieten ze op het drijfijs achter.


Ross-meeuwen.

In deze wateren deden wij een merkwaardige ornithologische ontdekking. Zoolang wij in den omtrek van de eilanden waren zagen wij dagelijks groote zwermen van de tot dusver zoo zeldzame, geheimzinnige en weinig bekende Ross-meeuwen (Rodostetia rosea). Die meeuw, de eigenaardigste van de vogels der Poolstreek, is gemakkelijk