Pagina:Nansen's Poolreis.djvu/62

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

60

Onze kleeren waren zoo versleten en zoo doorweekt van vet en vuil, dat zij volslagen ongeschikt waren voor zulk een reis. Wij maakten ons daarom twee geheel nieuwe pakken, van twee dekens die wij hadden meegebracht. Onze onderkleederen waschten wij zoo goed en zoo kwaad het ging, maar — nooit te voren wist ik wat het zeggen wil te leven zonder zeep. Het was moeilijk, ons lichaam schoon te krijgen; maar het gelukte toch eenigszins, door ons in te smeren met berenbloed en vet en ons daarna met mos af te wrijven. Dat konden wij echter niet met onze kleederen doen. Na alle mogelijke manieren beproefd te hebben, vonden wij eindelijk in onze wanhoop geen ander middel dan ze, zoo goed als het ging te koken, en ze dan af te schrapen met een mes. Op die manier kregen wij er zooveel af, dat wij ze konden aanhebben op reis; de gedachte aan het aantrekken van schoone kleeren als wij weer in Noorwegen zouden zijn, bleef steeds voor ons een voorspiegeling van het grootste genot dat het leven kan schenken. Wij moesten een nieuwen slaapzak van berenvellen maken en we droogden en bereidden de huiden daarvoor, door ze uit te spannen onder het dak van onze hut. Onze kostelijke zijden tent die wij gedurende de geheele reis van het vorige jaar gebruikten, was op den