Pagina:Nansen's Poolreis.djvu/64

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

62

berenvleesch en vet; onze brandstof was traan en spek en wij vertrouwden onderweg voldoende wild te kunnen schieten om den voorraad mondbehoeften aan te vullen als wij te kort kwamen.


Weder op weg.

Den 19en Mei waren wij eindelijk gereed en wij vertrokken naar het Zuiden, met korte dagreizen. Den 23en Mei, op 81° 5' N. B. kwamen wij aan het open water waarvan wij den geheelen winter en de lente door, de weerkaatsing hadden gezien boven den horizon. Wij verheugden ons, nu naar het Zuiden te gaan in onze kajaks. Maar wij werden door stormen nog weerhouden, tot den 3en Juni. Door die stormen geraakte het ijs weer vast en werd het water versperd, zoodat wij nu naar het Zuiden gingen over het ijs. Door een gunstigen wind konden wij gebruik maken van de zeilen onzer sleden, zoodat wij snel vooruit kwamen. Een weinig verder zuidwaarts vonden wij groote landstrooken, welke zich in westelijke richting uitstrekten. In de richting van Noordwest ten Westen langs die kust was open water. Ik weifelde een poos, of wij ons niet óp dat water moesten begeven, om in die richting voort te gaan; maar dit zou ons weer te ver naar het Noorden voeren en daarom gaf ik er de voorkeur aan, koers te zetten in zuidelijke richting, op vlak ijs, over een breede, onbekende zeeëngte. Ook hier was