Pagina:Nansen's Poolreis.djvu/96

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

94


gelooven aan ons behoud; hij vermoedde, dat we in het vorige najaar zoo laat Franz Jozefsland hadde bereikt, dat we genoodzaakt werden daar met de expeditie van Jackson te overwinteren.

Toen hij dit vermoeden kenbaar maakte, waren allen onmiddellijk bereid om ons op Franz Jozefsland te gaan zoeken. Inderdaad was de Fram nog voldoende toegerust om desnoods andermaal een Noordpooltocht te ondernemen. Voor alle zekerheid besloot men echter eerst naar Noorwegen te gaan om te hooren of men intusschen misschien iets van ons had vernomen.


Mijn naam is Sverdrup.

In den laten avond van 20 Augustus liet de Fram het anker vallen in de kleine haven Skjaervö, in Finmarken.

Sverdrup liet zich dadelijk aan wal roeien om telegrammen te verzenden. Nadat hij eenigen tijd tevergeefs op de verschillende deuren van het telegraaf-kantoor had gebonsd, werd er een raam opgeschoven en een nijdige stem riep:

„Kunnen ze dan iemand zelfs 's nachts niet met rust laten? Wat moet jullie hebben en wie ben je?"

„Mijn naam is Sverdrup en ik ben kapitein van de Fram!" was het kalme antwoord.

Toen sloeg de man die uit het raam keek, onmiddellijk een anderen toon aan. „Ik kom, ik