Pagina:Nieuwe Tijdinghen 1620-04-17 (circa).djvu/7

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

7

te gheuen. Sijne Hoocheydt quam wt van achter de Gordijnen daer hy ghestaen hadde by zijne Majesteyt ende Hoocheden, ende neder knielende dede in handen vanden Cardenael de professie van t’Ghelooff ende Eedt van ghetrouwicheyt aende Heylige Roomsche Kercke, ende ontfinck den Hoedt op zijn hooft, ende weder gekeert zijnde achter de Gordijne, dede den Cardenael aen zijne Majesteydt een seer Elegante Oratie, conform zijn groote vernuftheyt, verclarende ende significeren het groot contentement dat zijne Heylicheyt ende het Heylich Collegie vande Eerweerdichste Heeren Cardinalen, hadden, te sien een Wettich Sone van eenen soo grooten Monarch, beschermer van t’Ghelooff, ende Prince der Heyligher Kercken, ver-eeren die Heylighe congregatien een sake noyt meer ghehoort, van eenen Sone des Coninckx van Spagnien, hy wenschte gheluck aen zijne Majesteyt ende Hoocheyden, ende bedancte sijne Heylicheye vant Faveur, dat de goede Fortune hadde gewilt dat het Loth op hem soude vallen van den voornoemden Hoedt wt te reycken, daer mede bleuen de toehoorders seer wel te vreden, ende dese solemniteyt gheeyndicht, mette vreucht ende blijschap die van sulcken calomnen der Heyliger Kercken staen te verwachten.

FINIS.