Pagina:Nieuwe Tijdinghen 1620-06-12.djvu/3

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

3

 

wt weenen in Oostenrijck.

DEn xiiij. Mey soo hebben de Cosagghen die schoone plaetse Stockerau aengherendt ende in ghenomen ende alles geplundert wat datter in was, ende doen in brandt ghesteken de welcke twee daghen ende twee nachten ghebrandt heeft, ende hebben noch eenighe groote Dorpen ouer geen zijde de Thonauwe inden grondt af ghebrandt, ende en verschoonen geen mensche, nemen Sloten ende Casteelen in, de nieuwe aengecomen Cosaggen zijn by de oude Cosagghen ghecomen.
Den Oversten Heer Swendy Luytenant heeft met eenighe Vendelen voetknechten ende twee Cornetten Peerden het stedeken Mahreg, ende Anger

in