Pagina:Nieuwe Tijdinghen 1620-06-20.djvu/8

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

8


Daer teghen is het Keysers volck in groot ghetal tot Ghuntzburg, Lawinghen, ende Dillingen, ende hebben Sundtheim ende Behinghen (wesende Wirtemberghsche plaetsen) geplundert, waer ouer die van Wirtembergh ghesonden hebben aen den Hertoch van Beyeren wt wat reden hy sulckx dede, creghen tot Antwoorde hy veroorsaeckt was die de Keyserlijcke Majesteyt niet en wilden ghehoorsamen alsulcke teghen te zijn.
Deser daghen heeft den Hertoch van Beyeren xij. stucken Geschutz so cleyn als groote naer Wassenbergh laten voeren, ende ouer dry daghen is het Beyersche volck dat by Augs-burgh lach opgetrocken, om den H. van Anspach zijn voornemen te beletten.

Wt Preslauw in der Slesien.

Hier is tijdinghe comen dat den Turck den Coninck van Polen Vrede opgeseyt heeft, ende zijnen Ambassadeur tot Constantinopelen heeft doen Arresteren, waer ouer de Conincklijcke Majesteydt van Polen met Trompetten in zijn geheel Conincrijck heeft doen publiceren, dat hem een yeghelijck man voor man, alst noot is, met de derde oproepinghe sal ghereet houden.
By Offen en Buda in Hungarijen, zijn xvi. duysent Tartaren comen, waer henen en weetmen noch niet.

Impr. P.C.A.A.