Pagina:Noodlot.djvu/135

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
134

Franks goedheid, vooral nu Frank in geldverlegenheid zat. Het waren zulke vuile schulden. Hij woù liever niet zeggen, wat het was. Schulden uit den tijd, toen hij wel eens voor een paar dagen er van door ging; Frank wist het nog wel, nietwaar?

— Oude zonden, jongentje! Nou, verbeter je maar in het vervolg. Morgen zullen we je wel helpen. Balk nu niet meer en ga naar bed. Ik slaap al: we hebben nog al wat gedronken... Kom, hoû nu op, zeg.

Bertie stond op, greep Franks hand, wilde hem bedanken.

— Jawel, jawel, toe, ga nu slapen, zeg...

En hij ging. In zijne kamer hoorde hij weldra door het beschot heen, Frank snorken. Hijzelf bleef zitten op den rand van zijn ledekant. Nog eens sloten zijne handen zich schroevend om zijn hals... Maar het deed te veel pijn, in de hersens.

O God, hoe is het mogelijk, dat ik ben, als ik ben! dacht hij.


—————