Pagina:Noorsche Volksvertellingen.djvu/174

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
160
EEN ZONDAGAVOND

»Zie-je, ik heb 't wel gezegd," zei Brit. »Gij haalt er altijd zooveel dingen bij, dat niemand er iets van begrijpt. Thor heeft er geen woord van gezeid."

»Gebrek aan kennis, kind; gebrek aan kennis," hernam de schoolmeester op een' toon van gewicht; »wat Thor heeft weggelaten, is juist 't merkwaardigste van de gansche historie, want dat betreft de twisten en 't proces. Ja, ziet ge, dat ging op deze wijze toe: toen die lui, namelijk Selvor Oppistuen en Baard Östeng met beloften en bedreigingen Björn Praeststulen zochten over te halen om het meisje te bevrijden, of hun te openbaren hoe dit zou kunnen geschieden, toen begon bij Björn twijfel te rijzen aangaande 't geen hem te doen stond; want weldra zou de hooioogst beginnen en dan had hij natuurlijk heel wat anders te doen, dan Rundborg verscholen te houden in jagershutten en andere schuilhoeken van 't gebergte. Hij zeide, dat ze zich vruchteloos tot de berggeesten zouden wenden, en dat hij zelf dit niet waagde, eer hij den bijstand van den Skulreus had ingeroepen. Intusschen deed hij hun den voorslag met hun drieën naar den predikant te gaan en dezen tot scheidsman te kiezen. Zoo gezegd, zoo gedaan. Björn verklaarde zeer breedvoerig, hoe een geest tot hem gesproken had in den droom en hem had bevolen, Rundborg te huwen. De predikant wilde de zaak opschorten, tot de maagd zelf getuigenis zou kunnen afleggen, en toen Björn een etmaal later met haar verscheen, verklaarde zij, hoeveel zij had te lijden gehad bij de Hulder; hoe deze op een huwelijk met haar' zoon had aangedrongen, waardoor zij haar voor goed in hare macht zou krijgen, en hoe Björn en de Skulreus haar uit den berg verlost en haar bewaard hadden voor de schande van eene heks te worden. Terwijl hij nauwkeu-