Pagina:Occult woordenboekje (Van Veen 1937).djvu/25

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
Dr-Ec
23
 


Drude: Bij de oude Germanen een wezen van het geslacht der elfen, met ganze- of zwanevoeten.
Drudenvoet: pentagram. Een regelmatige vijfhoek, op welks zijden gelijkzijdige driehoeken zijn opgericht; een oud symbool.
Druïde: priester en ziener bij de oude Kelten in Gallië.
Dualisme: een wereldbeschouwing, die twee tegengestelde principes: stof en geest aanneemt.
Dubbel bewustzijn: zie: persoonlijkheidssplitsingen.
Dubbelganger: het aetherisch lichaam, zo verdicht, dat het voor het gewone oog waarneembaar en te fotograferen is. Bekend is het geval van Emile Sagée, een lerares van een kostschool, die men vaak dubbel zag: tegelijk voor de klas en bloemen plukkend in de tuin.
Dubbel Ik: zie persoonssplitsingen.
Duivelbannen: (exorcisme). Het trachten uit te drijven van een ziekmakende, boze demon of duivel door bezweringen. De Katholieke Kerk heeft er bepaalde ceremoniën voor.
Dunne-effect: het voorkomen in dromen, zowel van elementen uit de toekomst, als uit het verleden. (Genoemd naar Ir. Dunne).
Dwaallichten: blauwachtige vlammetjes, die wel worden waargenomen boven moerassen, kerkhoven, enz. in het algemeen, waar organische stoffen rotten. Waarschijnlijk bellen moerasgas, die door een kleine hoeveelheid phosfor-waterstof tot zelfontbranding overgaan. Ze bewegen zich soms zo, alsof er intelligentie achter zat. Men beschouwde ze vroeger als zielen van ongedoopte kinderen, die op de eenzame reizigers toehuppelden, om ze in het moeras te lokken. (Hiplichtjes).


E

Ecliptica: (astr.) De grote cirkel aan de hemel, die de zon bij haar jaarlijkse omloop tussen de sterren beschrijft. (Zonsbaan).
Ectoplasma: de door media, ten behoeve van een materialisatie, afgescheiden wolkachtig witte stof, die meer of minder