Pagina:Oorlog, Verzen in staccato.djvu/15

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

19.

De nieuwe mensch!

  De mensch
in rood?
De mensch
in zwart?

De mensch
in pijn?
De mensch
geen hart?

Mensch, mensch!
God, God!

Waar zijt
ge toch?!

Men roept.
Men smeekt.
Antwoord
dan toch!
...........

  .......
Zie niet
naar Mij.
Keer tot
u in.

Sta nu
niet stil.
Dat heeft
geen zin.

  Klaag niet.
Ween niet:
Het dier
baarde u,

Den mensch
En gij,
in bloed,
baart nu!

Uit zwart
komt wit.
Licht komt
uit vuur.

Gij lijdt
en ’t is
maar voor
één uur!

Baar! Baar
een nieuw[-]
en mensch,
een God!

Baar! Baar
in pijn.
Maar baar
een God!”

20.

De nieuwe Mensch!

        De nieuwe Mensch
      zal glanzend zijn!

De nieuwe Mensch
      is eeuwig rein!

Hij ’s driekwart geest

en een kwart stof.

En nooit maakt smart
zijn oogen dof.

  Hij zweeft. Hij vliegt.
Hij ’s licht en lucht.

Hij kent geen traan,
hij kent geen zucht.
      ..... ....
      .. .. .....

Een kreet stijg’ op
uit d’aarde, één wensch:

De nieuwe mensch!
De nieuwe mensch!