Naar inhoud springen

Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/125

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
59
 
Orde PELECANIFORMES.
Familie PHALACROCORACIDAE.
 

N°. 17.

Phalacrocorax graculus (Linnaeus).

DE GEKUIFDE SCHOLLEVAAR.

Plaat 23: oud ♂ en jong ♀.

 

Pelecanus graculus, Linnaeus, Syst. Nat. ed. XII, I, 1766, p. 217.

Carbo cristatus, Temminck, Man. d'Orn. 2e éd. II, 1820, p. 900, IV, 1840, p. 565. Nozeman en Sepp, Ned. Vog. V, 1829, p. 463, pl. 235.

Phalacrocorax graculus, Schlegel, Vog. van Ned., 1854–'58, p. 576, pl. 327 en 328. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 227, pl. 32, fig. 5. Albarda, Aves neerl. 1897, p. 64. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 136.

Phalacrocorax graculus graculus, Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 80. Id. Jaarber. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 107.


Nederlandsche volksnamen: Gekuifde aalscholver, Gekuifde waterraaf.

Engelsch: Shag.

Duitsch: Krahenscharbe.

Fransch: Cormoran huppé.

 

Beschrijving. Oud ♂. Kop en hals glanzend donkergroen; op den kop een breede kuif van verlengde, naar voren gebogen vederen van dezelfde kleur; onder- en bovenzijde glanzend bronsgroen, schoudervederen en vleugeldekvederen met zwarte randen; vleugel- en staartpennen zwart; schachten van de staartpennen zwart; onderdekvederen van de vleugels bronsgroen. Iris groen; snavel zwart, punt van den bovensnavel grauw; naakte huid onder het oog zwart, rond den mondhoek oranjegeel, aan de basis van den ondersnavel en keelhuid zwart met gele stippels. Vleugel 260–280, staart 144–160, snavel 59–62, loopbeen 57–60 mm.

Oud ♀. Gelijk het oude ♂, doch iets kleiner van afmetingen, vleugel 255–260.

De kuif dragen de oude vogels van begin Januari tot in Mei.

Winterkleed. Gelijkend op het prachtkleed, echter zonder kuif.

Jeugdkleed. Bovenzijde donkerbruin met groenachtigen glans, rugvederen en schoudervederen met bruinzwarte zoomen en vaalbruine uiteinden, vleugeldekvederen met donkerbruine zoomen en lichte vaalbruine randen; keel wit; zijden van den kop en van den hals, voorhals, borst en buik vaalbruin, in het midden van borst en buik met wit gemengd; zijden van het lichaam donkerbruin; vleugel- en staartpennen bruinzwart, de laatste met smalle lichte randen en zwarte schachten; onderdekvederen van