Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/130

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

64

 
Orde ARDEIFORMES.
Familie ARDEIDAE.
 

N°. 19.

Ardea cinerea (Linnaeus).

DE BLAUWE REIGER.

Plaat 24: oud ♂, jong ♀ van ± 1 jaar en jong ♂ pas vlug.

 

Ardea cinerea, Linnaeus, Syst. Nat. ed. X, 1758, p. 143. Nozeman en Sepp, Ned. Vog. III, 1797, p. 289, pl. 148. Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 362. ld. id. 2e éd. II, 1820, p. 567, IV, 1840, p. 371. Schlegel, Vog. van Ned., 1854–'58, p. 376, pl. 186 en 187. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 141, pl. 19, fig. 1 en 2. Albarda, Aves neerl. 1897, p. 65. Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 82. Id. Jaarber. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 100. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 136. Van Pelt Lechner, Ool. neerl. II, 1910–'13, pl. 119.


Nederlandsche volksnamen: Gewone reiger, Reiger, Vischreiger. In Friesland: Aalreiger. Friesch: Ielreager (de Vries).

Engelsch: Common heron.

Duitsch: Fischreiher.

Fransch: Héron cendré.

 

Beschrijving. Oud ♂. Bovenkop blauwzwart met verlengde vederen, waarvan 2 of 3 zeer lang, aan het achterhoofd; vederen van het voorhoofd en de verlengde vederen van het voorste gedeelte van de kruin wit; kin, keel, kopzijden en hals wit; over het benedengedeelte van den voorhals tot aan de borst een rij blauwzwarte vlekken; zijden van den benedenhals violetgrauw getint; rug, bovenzijde van vleugels en staart licht blauwgrijs, schoudervederen en middelste rugvederen bandvormig verlengd en aan het uiteinde zuiver lichtgrijs of grijswit; onderzijde van het lichaam wit, de vederen van den benedenhals en van het voorste gedeelte van de borst verlengd; aan weerszijden van het voorste deel van de borst verlengde blauwzwarte vederen en het wit van borst en buik omzoomd door een band van blauwzwarte vederen, die overgaan in de grauwzwarte vederen rond den anus; zijden van het lichaam grijs; dijen en onderstaartdekvederen wit; vleugelbocht wit, min of meer roestbruin getint; onderdekvederen van de vleugels grijs; slagpennen zeer donker blauwgrijs. Iris oranjegeel, naakte huid voor de oogen blauw; snavel geel, aan de basis roodachtig; pooten licht olijfbruin. Vleugel 445–475, staart 172–198, snavel 113–130, loopbeen 138–170 mm.

Oud ♀. Gelijkende op het oude ♂, echter lange siervederen aan kop, rug en borst korter en de hals meestal grijzer. Afmetingen geringer, vleugel 430–460, staart 166–182, snavel 107–118, loopbeen 124–142 mm.