Genus Egretta Forster.
Forster, Syn. Cat. Brit. Birds, 1817, p. 59.
De soorten van het genus Egretta, zilverreigers genaamd, zijn sierlijke vormen met langen, dunnen hals en betrekkelijk klein lichaam. Pooten lang en dun, met lange dunne teenen; onbevederd gedeelte van het scheenbeen langer dan de middenteen. Snavel lang en puntig, tamelijk dun; randen niet gezaagd, maar glad tot de punt, waar de bovensnavel aan weerszijden een insnijding vertoont. Vleugels en staart als bij Ardea. Vederkleed geheel wit; fijne, verlengde siervederen (egretten) op den rug, lancetvormige aan den benedenhals en soms verlengde siervederen aan den kop. Een 9-tal vormen zijn verspreid over de gematigde en warme streken van alle werelddeelen. In Europa komen 2 soorten voor, die beide ook in ons land, hoewel zeer zeldzaam, zijn waargenomen.
Tabel ter bepaling der soorten.
1. | vleugel langer dan 320 mm., snavel niet langer dan middenteen en nagel | E. alba. |
2. | vleugel korter dan 320 mm., snavel langer dan middenteen en nagel | E. garzetta. |