Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/239

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
131
 
Orde ANSERIFORMES.
Familie ANATIDAE.
 

N°. 38. Anser fabalis (Latham).

DE RIETGANS.

Plaat 44: oud ♂ en jong ♀.

 

Anas fabalis Latham, Gen. Syn. Suppl. I, 1787, p. 297.

Anas anser, Nozeman en Sepp, Ned. Vog. III, 1797, p. 203, pl. 105.

Anas segetum, Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 527. Id. id. 2e éd. II, 1820, p. 820.

Anser segetum, Temminck, Man. d'Orn. 2e éd. IV, 1840, p. 517. Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58, p. 516, pl. 276 en 277. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 204, pl. 28, fig. 2.

Anser fabalis, Albarda, Aves neerl. 1897, p. 98. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 141.

Anser fabalis fabalis, Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 121. Id. Jaarber. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 102.

Anser fabalis arvensis, Albarda, Aves neerl. 1897, p. 99.

Anser arvensis arvensis, Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 121.


Nederlandsche volksnamen: Zaadgans; te Amsterdam: Schiergans; in Groningen: Weenk, Wink, Weenkies en Grasgans (Schlegel). Zwartkop, Akkergans; in het land van Kuik: Koenekraan (Albarda). Friesch: Swartkop, Swartkopgoes (de Vries).

Engelsch: Bean-goose.

Duitsch: Saatgans.

Fransch: Oie sauvage.

 

Beschrijving. Oud ♂. Kop en hals grijsbruin, benedenhals aan de zijden en van achteren bruin getint; rond den snavelwortel soms eenige witte vederen; rug-, schoudervederen en groote bovenvleugeldekvederen donker grijsbruin met geelachtig grijze randen aan de rugvederen en grijswitte randen aan schouder- en groote vleugeldekvederen; stuit grauwachtig bruinzwart; borst en buik grijswit; borstzijden bruingrijs met lichte vederranden; zijden van het lichaam donker grijsbruin met geelgrijze uiteinden aan de vederen; dijen grijsbruin; kleine en middelste bovenvleugeldekvederen bruingrijs, de laatste met witte uiteinden; ondervleugeldekvederen bruingrijs; slagpennen donkergrijs met witte schachten en met zwarte uiteinden; staartpennen donker grijsbruin met smalle witte randen en breede witte uiteinden; boven- en onderdekvederen van den staart wit. Iris donkerbruin; snavel zwart, met een oranjegelen band voor de neusgaten; pooten oranjegeel. Vleugel 430–480, staart 138–165, snavel 55–67, loopbeen 74–84 mm.