Naar inhoud springen

Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/256

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

142

 
Orde ANSERIFORMES.
Familie ANATIDAE.
 

N°. 42.

Branta leucopsis (Bechstein).

DE BRANDGANS.

Plaat 48: oud ♂ en jong ♀.

 

Anas leucopsis Bechstein, Orn. Taschenb. II, 1803, p. 424. Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 530. Id. id. 2e éd. II, 1820, p. 823.

Anas brenta, Nozeman en Sepp, Ned. Vog. III, 1797, p. 197, pl. 102.

Anser leucopsis, Temminck, Man. d'Orn. 2e éd. IV, 1840, p. 520. Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58, p. 520, pl. 284. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 205, pl. 28, fig. 5.

Branta leucopsis, Albarda, Aves neerl. 1897, p. 99. Snouckaert van Schauburg. Avif. neerl. 1908, p. 122. Id. Jaarber. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 102. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 142.


Nederlandsche volksnamen: Dondergans, Nongans, Pauwgans; in Zeeland bij Poortvliet: Kakelaar of Bontje (Mr. H.W. de Graaf). Friesch: Tongergoes.

Engelsch: Bernacle-goose.

Duitsch: Nonnengans.

Fransch: Oie bernache.

 

Beschrijving. Oud ♂. Voorhoofd, voorste gedeelte van den bovenkop, kin, keel, wangen en oordekvederen geelwit; streep tusschen de basis van den snavel en het oog zwart; achterhoofd, hals, voorste gedeelte van de borst en voorste gedeelte van den rug blauwzwart; rugvederen grijs met breede zwarte randen; stuit zwart; achterste gedeelte van de borst, buik en anaalstreek wit; vederen van de zijden van het lichaam grijs met breede witte eindzoomen; dijen zwart met fijne grijze randjes aan de vederen; schoudervederen en bovenvleugeldekvederen grijs met aan het einde een breeden zwarten en een smalleren witten zoom; slagpennen donkergrijs, naar de punt toe zwart; ondervleugeldekvederen grijs met onduidelijke zwartgrauwe en witte eindzoomen; staartpennen zwart, onder- en bovenstaartdekvederen wit. Iris donkerbruin; snavel en pooten zwart. Vleugel 392–418, staart 130–146, snavel 29–33, loopbeen 71–74 mm.

Oud ♀. Gelijk het oude ♂, echter iets kleiner van afmetingen. Vleugel 387–404, staart 125–135, snavel 29–30, loopbeen 64–70 mm.

Jeugdkleed. In kleurverdeeling gelijkende op het volkomen kleed, het zwart echter vervangen door een donker bruingrauw; wit aan den kop meer vuil grijswit, op het