Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/264

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
146
FAMILIE ANATIDAE — ZWANEN, GANZEN EN EENDEN.

gedeelte van de borst bruingrijs, terwijl het achterste gedeelte van de borst wit is met onduidelijke grijze dwarsbanden. Deze beide uitersten zijn door allerlei tusschenvormen met elkaar verbonden. Het meest komt echter een kleur voor, die juist tusschen deze beide uitersten in ligt. Iets dergelijks geeft een serie van 55 exemplaren in Nederland verzameld te zien, hoewel hierin de donkere exemplaren overheerschend zijn. De veronderstelling is niet gewaagd, dat de lichtbuikige voorwerpen uit ons land, afkomstig zijn van Spitsbergen of van Nova Zembla, en dat deze broedplaatsen een overgangsgebied tusschen de donkere en de lichte rotgans zijn, waar echter de donkere vorm nog overheerscht; de broedplaatsen van den donkeren vorm zijn vermoedelijk meer oostelijk gelegen. De rotgans trekt in den winter zuidwaarts langs de kusten van de Oostzee en de Noordzee en soms langs de westkust van Europa tot aan de Middellandsche zee en Noord-Afrika; zij zoekt steeds de nabijheid van de zee en wordt hoogst zelden binnenslands waargenomen. De broedtijd begint in de eerste helft van Juni; de nesten worden op den grond gemaakt van eenig droog plantenmateriaal en van binnen dik belegd met dons; de eieren, 4 tot 5 in aantal, zijn geelwit, tamelijk glad, van 63–74 mm. lang en 41–48 mm. breed. De donsjongen zijn donkergrijs, op de onderzijde en aan de zijden van den kop grijswit. Evenals de brandgans voedt de rotgans zich met plantenkost, bestaande uit zeegras, welks wortels ze voornamelijk eet, wier, zeekraal enz., die ze vindt op de bij laag water droogstaande slikken, of die ze in ondiep water van den bodem ophaalt. Haar stemgeluid is tamelijk diep en ongeveer met de woorden rot rot weer te geven. In de vluchten, die men bij ons aantreft, komen zoowel voorwerpen met donkere als met lichte onderzijde voor; eerstgenoemden zijn echter steeds talrijker.