Naar inhoud springen

Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/27

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
5
 
Orde COLYMBIFORMES.
Familie PODICIPEDIDAE.
 

N°. 1.

Podiceps cristatus (Linnaeus).

DE FUUT.

Plaat 1: oud ♂, oud ♀ en donsjongen.
Plaat 2: oud ♂ in winterkleed, jong ♀ in winterkleed en ♀ in jeugdkleed.

 

Colymbus cristatus, Linnaeus, Syst. Nat. ed. X, 1758, p. 135. Nozeman en Sepp, Ned. Vog. II, 1789, p. 169, pl. 88. Albarda, Aves neerl. 1897, p. 114.

Colymbus cristatus cristatus, Snouckaert van Schauburg, Jaarber. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 109.

Podiceps cristatus, Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 462. Id. id. 2e éd. II, 1820, p. 717, IV, 1840, p. 448. Schlegel, Vog. van Ned., 1854–'58, p. 505, pl. 270. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 199, pl. 27, fig. 5. Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 137. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 131. Van Pelt Lechner, Ool. neerl. II, 1910–'13, pl. 190.


Nederlandsche volksnamen: Pronkvogel, Keizer, Bonte visscher (Nozeman), Zanddrijver, Satijnduiker (Schlegel), Certijnduiker, Zandreiger, Lumme (van Bemmelen). In Friesland: Kroonduiker, Groote aalduiker (Albarda). Bij Kampen: Glint (Snouckaert). Bij Naarden: Loeme. Friesch: Hearringslynder (Albarda), ook Kroandûker en Greate ieldûker (de Vries).

Engelsch: Great crested grebe.

Duitsch: Haubensteissfuss.

Fransch: Grèbe huppé.

 

Beschrijving. Oud ♂. Bovenkop en verlengde vederen aan de zijden van het achterhoofd grauwzwart met een zwakken groenen glans; teugels, wenkbrauwstreep, wangen, keel en voorhals wit, beide eerstgenoemde deelen met geelbruine tint; verlengde vederen van de zijden van de keel, van de achterwang en voorste oordekvederen roodbruin met zwarte uiteinden; achterste oordekvederen zwart; voorhals en onderzijde van het lichaam wit, de laatste met satijnachtigen glans; halszijden wit, in het bovenste deel soms roodbruinachtig; hals van achteren en bovenzijde van het lichaam donker grauwzwart met min of meer duidelijke vaalbruine randen aan de rugvederen; vederen aan de zijden van borst en lichaam bruinachtig met zwarte uiteinden; groote slagpennen grauwzwart, aan de basis der binnenvaan wit; kleine slagpennen wit, de meest naar binnen gelegene grauwzwart; onderdekveeren van den vleugel wit. Iris karmijnrood met gelen ring om de pupil; snavel donker karmijnrood; naakte teugelstreep roodachtig zwart; loopbeen aan de buitenzijde en onderzijde der teenen