Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/277

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
153
FAMILIE ANATIDAE — ZWANEN, GANZEN EN EENDEN.

Indië, Zuid-China en Formosa. De bergeend begint in het laatst van April met leggen. Zij maakt haar nest meestal in holen onder den grond, veelal in oude konijnenholen of, volgens sommigen, ook in zelf gegraven holen; niet zelden nestelt zij op den grond tusschen helm, onder duindoorns of ander struikgewas, of onder hooi- of strooschelven. Op enkele plaatsen, zooals Rottum en eenige andere Wadden-eilanden nestelt zij in door menschenhand gemaakte kunstholen, waarin het nest gemakkelijk blootgelegd kan worden, om de eieren gedurende eenigen tijd stelselmatig weg te nemen. Het nest wordt vervaardigd van een weinig droog gras en mos als onderlaag, dik belegd met lichtgrijs dons en enkele borst- en buikvederen. Het legsel, dat uit 9—13, soms nog meer eieren bestaat, is begin Mei compleet; wanneer de eieren steeds op een paar na weggenomen worden, legt het wijfje 25 tot 30 eieren. De eieren zijn ovaal, fijn van schaal, glad, zonder glans en zwak geelachtig wit; 56 exemplaren uit Nederland in de collectie van 's Rijks Museum varieeren van 61,5 tot 70 mm. in lengte en van 44,5 tot 49,5 mm. in breedte. Na ongeveer 4 weken broeden, dat het wijfje alleen doet, komen de donsjongen uit en worden deze spoedig door de ouden naar de zee of naar in de nabijheid zijnd water geleid, om niet meer in het nest terug te keeren. De jongen schijnen spoedig de zorg van de ouden te kunnen ontberen en scholen, wanneer zij halfwassen zijn, in groote troepen samen. Het voedsel van de bergeend is voornamelijk van dierlijken aard, kleine schaaldieren, schelpdieren, wormen, insecten, vischbroed en vischeieren, maar ook zee- en strandplanten; zij zoekt haar voedsel zoowel aan het strand als in ondiep water op den bodem, waarbij zij, zooals de gewone eend, vertikaal in het water staat met den kop en voorste gedeelte van het lichaam onder water. Duiken doet zij alleen in tijden van gevaar, niet om haar voedsel te verkrijgen. Zij loopt beter dan andere eenden en bij het vliegen beweegt zij de vleugels niet zoo snel als deze. De stem van den waard is een laag als kor kor klinkend geluid, terwijl het wijfje een eendachtig gekwaak voortbrengt; bovendien laat de waard in den paartijd een lang aanhoudend, fluitend geluid hooren. Bergeenden vereenigen zich op den trek soms tot groote vluchten, die zich van andere eendsoorten afgescheiden houden.

 

 
20