Naar inhoud springen

Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/319

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
175
 
Orde ANSERIFORMES.
Familie ANATIDAE.
 

N°. 53.

Anas acuta Linnaeus.

DE PIJLSTAART.

 

Plaat 62: oud ♂, oud ♀ en donsjong.
Plaat 63: ♂ in zomerkleed en ♂ in overgang.

 

Anas acuta Linnaeus, Syst. Nat. ed. X, 1758, p. 126. Nozeman en Sepp, Ned. Vog. II, 1789, p. 176, pl. 92 en 93. Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 540. Id. 2e éd. II, 1820, p. 838, IV, 1840, p. 532. Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58, p. 542, pl. 301 en 302. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 214, pl. 29, fig. 12 en 13. Snouckaert van Schauburg, Jaarb. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 104.

Dafila acuta, Albarda, Aves neerl. 1897, p. 103. Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 127. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 144.


Nederlandsche volksnamen: Langhals (te Amsterdam); in Limburg: Gaffelstaart. Friesch: Pylstirt of Pylkstirt; op Schiermonnikoog: Pylsterts; Stadfriesch: Pylsteert (de Vries).

Engelsch: Pintail.

Duitsch: Spiessente.

Fransch: Pilet.

 

Beschrijving. Oud ♂. Kop en bovenste gedeelte van den voorhals donker bruin, de vederen van den bovenkop met zwartbruine centra, die van de zijden van het achterhoofd met violetten glans; bovenste gedeelte van den achterhals zwart, benedenste gedeelte bruingrijs met fijne donkere dwarsbandjes; rug en zijden van het lichaam grijswit met fijne bruinzwarte dwarsbandjes; stuit bruingrijs, fijn grijswit gestippeld en geband; streep aan weerszijden van den hals, benedengedeelte van den voorhals, borst en voorste gedeelte van den buik wit; achterste gedeelte van den buik en anaalstreek wit met fijne grijze dwarsbandjes; schoudervederen zwart, de langste groenglanzend met licht bruinachtig gele randen; bovenvleugeldekvederen bruingrijs, de grootste met licht kaneelbruine uiteinden; vleugelspiegel groen met zwakken violetten glans, van onderen begrensd door een smallen zwarten en een witten band en van achteren door een breeden zwarten band; slagpennen donker grijsbruin; onderdekvederen van den vleugel bruingrijs, fijn gemarmerd met wit; okselvederen wit, langs de schacht fijn bruingrijs gevlekt; staartpennen bruingrijs met smalle witte randen, de beide middelste puntig verlengd en groenglanzend zwart; bovenstaartdekvederen bruingrijs met zwarte