Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/323

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
177
FAMILIE ANATIDAE — ZWANEN, GANZEN EN EENDEN.

Denemarken, Schotland, Ierland, Zuid-Spanje, Zuid-Frankrijk langs de Donau en in Zuid-Rusland. In ons land is hij eveneens enkele malen broedend waargenomen, o.a. in Noord-Brabant bij Vlijmen, Engelen en 's Hertogenbosch, op Texel, Terschelling en Ameland, meestal echter in streken waar eendenkooien voorkomen, zoodat het vermoeden voor de hand ligt, dat de waargenomen broedende vogels waarschijnlijk lokvogels uit eendenkooien geweest zijn. Op den trek komt de pijlstaart in grooten getale in ons land voor, zoowel in het najaar van September tot November, als in het voorjaar in Maart en April; in den winter komt hij hier slechts in klein aantal voor. In den winter trekt hij zuidelijk tot Noord- Afrika, het zuiden van Azië, Middel-Amerika en West-Indië; ook is hij in dat jaargetijde waargenomen op Borneo en op de Sandwich-eilanden. Hij maakt zijn nest op overeenkomstige wijze als de wilde eend, soms ver van het water verwijderd, onder struikgewas of meer onbeschut tusschen gras. Het legsel is tegen het eind van Mei voltallig en bestaat uit 8 tot 10 geelachtig grijsgroene eieren, die 51–57,50 mm. lang en 37–39,50 mm. breed zijn. Het nestdons is donker bruin met witte spikkels. In levenswijze gelijkt de pijlstaart op de gewone wilde eend; in de vlucht is hij direct te herkennen aan den langen hals en de waarden ook aan den langen staart. Zijn stemgeluid is een zacht kwaken; terwijl het ♂ in den paartijd nog een geluid ongeveer als kluuk laat hooren. Bastaarden van den pijlstaart en de wilde eend zijn herhaaldelijk in ons land gevangen; zeldzamer die van den pijlstaart en de smient, den pijlstaart en de wintertaling en den pijlstaart en de slobeend.