N°. 54.
Mareca penelope (Linnaeus).
DE SMIENT.
Plaat 64: oud ♂, oud ♀, ♂ in het tweede jaar en donsjong.
„ 65: jong ♂ in overgang en oud ♂ in zomerkleed.
„ 66: oud ♀ in den zomer, oud ♀ in den winter en jong ♀.
Anas penelope Linnaeus, Syst. Nat. ed. X, 1758, p. 126. Nozeman en Sepp, Ned. Vog. III, 1797, p. 211, pl. 109 en 110. Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 542. Id. id. 2e éd. II, 1820, p. 840, IV, 1840, p. 533. Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58, p. 538, pl. 298 en 299. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 212, pl. 29, fig. 10 en 11. Snouckaert van Schauburg, Jaarb. n°. 5 Club nederl. vogelk., 1915, p. 104.
Anas dimidiata Houttuyn in Nozeman en Sepp, Ned. Vog. IV, 1809, p. 349, pl. 178 (jong ♂).
Mareca penelope, Albarda, Aves neerl. 1897, p. 103. VanOort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 146.
Mareca penelope penelope, Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 126.
Nederlandsche volksnamen: Fluiteend; in Groningen: Smink en Groote smink (Schlegel); in Limburg: Maaseend; in Friesland: Smunt (Albarda). Friesch: Smjunt of Smjeunt; Stad-friesch: Smunt; op Ameland: Smeent (de Vries).
Engelsch: Wigeon.
Duitsch: Pfeifente.
Fransch: Canard siffleur.
Beschrijving. Oud ♂. Voorhoofd en bovenkop licht bruingeel; kin, keel en voorhals zwart of donkerbruin met zwarte stippels; overige deelen van kop en hals roestbruin met groenglanzende zwarte stippels aan de kopzijden en aan het achterhoofd; vederen van rug, stuit, schouders en zijden van het lichaam grijs met fijne zwarte dwarslijntjes; bovenste gedeelte van de borst en borstzijden licht violetkleurig bruinrood; benedenborst, buik en anaalstreek wit; kleinste bovenvleugeldekvederen bruingrijs, fijn gestippeld met wit, de middelste wit, de grootste wit met zwarte punten; groote slagpennen donker bruingrijs; vleugelspiegel glanzend groen, van voren en van achteren begrensd door zwart; kleine slagpennen op de buitenvaan zwart met witte randen, op de binnenvaan donker bruingrijs; ondervleugeldekvederen en okselvederen wit, dicht en fijn gestippeld met bruingrijs; staartpennen donker bruingrijs, de buitenste lichter en met witte randen; bovendekvederen van den staart op de buitenvaan zwart, op de binnenvaan donkergrijs met witten rand; onderstaartdekvederen en vederen aan de zijden van den staartwortel zwart. Iris donkerbruin; snavel helder blauwgrijs met