Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/344

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

188

 
Orde ANSERIFORMES.
Familie ANATIDAE.
 

N°. 56.

Netta rufina (Pallas).

DE KROONEEND.

Plaat 69: oud ♂, oud ♀ en donsjong.

 

Anas rufina Pallas, Reise Russ. Reichs, II, App. 1773, p. 713. Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 560. Id. id. 2e éd. II, 1820, p. 864, IV, 1840, p. 544. Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58, p. 562, pl. 316 en 317. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 221, pl. 30, fig. 11 en 12.

Netta rufina, Albarda, Aves neerl. 1897, p. 104. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXVI, 1905–'06, p. 196. Id. id. XXX, 1908–'09, p. 149. Snouckaert van Schauburg, Jaarb. n°. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 104.

Aythia rufina, Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 127.


Engelsch: Red-crested pochard.

Duitsch: Kolbenente.

Fransch: Canard siffleur huppé.

 

Beschrijving. Oud ♂. Kop en bovenste gedeelte van den hals kastanjebruin, vederen van bovenkop en achterhoofd verlengd en meer roodbruin of bruingeel; midden van den achterhals, benedenhals, borst, zijden van de borst, buik, anaalstreek, stuit, boven- en onderdekvederen van den staart bruinzwart; rug en schoudervederen grijsbruin; bovenste en achterste zijvederen van het lichaam bruin, overige vederen van de zijden van het lichaam wit met zeer zwakke geelachtig rose tint en min of meer duidelijke, fijne bruinachtige dwarslijnen; vlek voor de schoudervederen wit; bovenvleugeldekvederen grijsbruin; ondervleugeldekvederen en okselvederen wit met licht geelachtig rose tint; groote slagpennen wit, doch de buitenrand van de eerste vijf en de uiteinden van alle bruingrijs; kleine slagpennen wit met bruingrijze uiteinden, de binnenste bruingrijs; staartpennen bruingrijs. Iris rood; snavel koraalrood, nagel lichtrood; pooten bruinachtig oranje, vliezen zwart. Vleugel 250–267, staart 77–85, snavel 46–50, loopbeen 40–44 mm.

Oud ♀. Bovenkop, rug, schoudervederen en vederen aan de zijden van het lichaam grijsbruin; stuit zwartbruin; zijden van den kop, kin, keel en hals licht grauwachtig grijs; onderzijde lichtbruinachtig grijs, in het bovenste gedeelte van de borst en in de anaalstreek met bruin gevlekt; vleugels als bij het ♂, doch het bruingrijs valer en het wit van de groote slagpennen licht bruinachtig grijs, het wit van de kleine slagpennen vuil