Naar inhoud springen

Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/357

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
195
 
Orde ANSERIFORMES.
Familie ANATIDAE.
 

N°. 58.

Nyroca nyroca (Güldenstädt).

DE WITOOGEEND.

Plaat 71: oud ♂, oud ♀ en donsjong.

 

Anas nyroca Güldenstädt, Nov. Comm. Petrop. XIV, I, 1769, p. 403. Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58, p. 561, pl. 315. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 221, pl. 31, fig. 7 en 8.

Anas pullata Houttuyn, in Nozeman en Sepp, Ned. Vog. IV, 1809, p. 323, pl. 165.

Anas leucophthalmos, Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 571. Id. id. 2e éd. II, 1820, p. 876, IV, 1840, p. 546.

Nyroca nyroca, Albarda, Aves neerl. 1897, p. 105. Snouckaert van Schauburg, Jaarb. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 104.

Aythia nyroca, Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 149. Id. Ardea, III, 1914, p. 95.

Aythia nyroca nyroca, Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 129.


Nederlandsche volksnamen: Bruine duikereend, Rouwdrager (Houttuyn). Friesch: Greate dûkelein, Brune dûkelein (de Vries).

Engelsch: White-eyed pochard.

Duitsch: Moorente.

Fransch: Canard nyroca.

 

Beschrijving. Oud ♂. Kop, hals, borst en borstzijden kastanjebruin; benedenhals zwartbruin; kin meer of minder wit; rug- en schoudervederen zwartbruin met olijfgroenen glans, fijn bruingeel gespikkeld; stuit zwartbruin met olijfgroenen glans; voorste gedeelte van den buik wit, achterste gedeelte donker grijsbruin met min of meer duidelijke fijne geelachtig grijze dwarslijntjes; anaalstreek wit, van voren donker grijsbruin; zijden van het lichaam roestbruin; bovenvleugeldekvederen zwartbruin met olijfglans; ondervleugeldekvederen wit, aan den vleugelrand zwartbruin; okselvederen wit, aan de uiteinden donker grijsbruin, licht gestippeld; groote slagpennen wit met breede, zwartbruine, groenglanzende randen; buitenste kleine slagpennen wit met breeden olijfgroenen glanzenden eindzoom; verlengde binnenste kleine slagpennen glanzend olijfgroen; staartpennen zwartbruin, van boven met olijfglans; bovenstaartdekvederen gelijk de stuit; onderstaartdekvederen wit. Iris wit of grijswit; snavel grauwzwart; pooten vuil grijswit, vliezen zwart. Vleugel 183–194, staart 58–65, snavel 39–41, loopbeen 29–32 mm.

Oud ♀. In kleurverdeeling gelijkende op het ♂, doch valer en minder scherp getee-