Naar inhoud springen

Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/369

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
201
 
Orde ANSERIFORMES.
Familie ANATIDAE.
 

N°. 60.

Nyroca marila (Linnaeus).

DE TOPPEREEND.

Plaat 74: oud ♂ en oud ♀.

 

Anas marila Linnaeus, Fauna Svecica, ed. II, 1761, p. 39. Nozeman en Sepp, Ned. Vog. III, 1797, p. 269, pl. 138. Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 562. Id. id. 2e éd. II, 1820, p. 865, IV, 1840, p. 545. Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58, p. 558, pl. 313. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 220, pl. 31, fig. 3 en 4.

Fuligula marila, Albarda, Aves neerl. 1897, p. 105. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 151.

Aythia marila marila, Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 130.

Nyroca marila marila, Snouckaert van Schauburg, Jaarb. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 105.


Nederlandsche volksnamen: Topper, Veldduiker. Door Albarda is ten onrechte de naam Kareend, als in Friesland voor deze soort gebruikelijk, opgegeven.

Engelsch: Scaup.

Duitsch: Bergente.

Fransch: Milouinan.

Beschrijving. Oud ♂. Kop, hals, voorste gedeelte van den rug en voorste gedeelte van de borst zwart; bovenkop, zijden van den kop en bovenste gedeelte van den achterhals met groenen glans; kin soms wit; rug, schoudervederen en bovendekvederen van de vleugels wit met fijne zwarte gegolfde dwarslijntjes, die op de schoudervederen breeder en op de vleugeldekvederen meer bruingrijs zijn; benedenrug en stuit zwart met olijfgroenen glans; achterste gedeelte van de borst en voorste gedeelte van den buik wit; achtergedeelte van den buik wit met fijne grauwzwarte golflijntjes, overgaande in de zwarte anaalstreek; zijden van het lichaam wit met uiterst fijne grijsachtige dwarslijntjes in het naar achteren liggende gedeelte; groote slagpennen zwartbruin met witte binnenvaan; buitenste kleine slagpennen wit met breede grauwzwarte, wit gespikkelde en zwak olijfgroen-glanzende eindzoomen; de binnenste kleine slagpennen grauwzwart met olijfgroenen glans, de beide laatste aan de punt fijn grijs gespikkeld; onderdekvederen van den vleugel langs den vleugelrand bruingrijs met fijne witte dwarslijntjes, de middelste wit; okselvederen wit met grijze dwarslijntjes aan de uiteinden, soms geheel wit; staartpennen bruinzwart; boven- en onderdekvederen van den staart bruin-

26