Pagina:PPKS 0006 Mededeelingen van het Algemeen Proefstation der AVROS - Rubber Serie No. 31.pdf/7

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 3 —

De gedroogde rubber werd nu open aan de lucht bewaard, en had gedurende den nacht volop gelegenheid on weder vocht uit den dampkring op te nemen Den volgenden morgen werden de monster gewogen, en dit elken volgenden dag herhaald. Uit de gewichten konden telkens de opnieuw bereikte vochtgehalten afgeleid worden. Onderstaande tabel 1 geeft deze te zien.


Tabel I Vochtgehalten van binnen- en buitenlaag van smoked sheetrubber en het herstel dier vochtgehalten na drogen
Binnenlaag (witte streep) Buitenlaag
Oorspronkelijk vochtgehalte 0.70% 0.50%
Vochtgehalte na drogen 0.00% 0.00%
Vochtgehalte een dag later 0.42% 0.45%
"twee dagen later 0.48% 0.43%
"vier dagen later 0.58% 0.45%
"zes dagen later 0.53% 0.40%

Uit deze cijfers blijkt, dat, terwijl de buitenrubber reeds na een dag een constant vochtgehalte had gekregen, de binnenrubber nog eenige dagen langer vocht bleef opnemen. Dit is zonder twijfel een gevolg van de aanwezigheid der ingesloten vochtaantrekkende serumbestanddeelen.
Op den zesden dag ziet men beide vochtgehalten iets dalen. Daar het dien dag en den daaraan voorafgaanden droog weder was geweest, mag men daarin weder eene bevestiging ervan zien, hoe nauw het vochtgehalte van rubber samenhangt met de weersgesteldheid.
Hoewel in geen van beide monsters het oorspronkelijke vochtgehalte na het drogen vastgesteld en wel voor de rubber uit het binnenste gedeelte van een sheet in sterkere mate dan voor de buitenlagen. In de binnenste lagen kan dus het vochtgehalte zoo hoog worden, dat de rubber ondoorzichtig wordt, terwijl de buitenste lagen nog helder blijven, en dan heeft men het ontstaan van de streep.
Dat het verdwijnen van de streep in de droogstoof niet een gevolg van de verwarming, maar uitsluitend een gevolg van het drogen is, kon worden vastgesteld door rubber in een vacuum exsiccator boven ongebluschte kalk te drogen. Dat daarbij eveneens de streep verdwijnt moge blijken uit het gedrag van vier proefmonstertjes, dat door het in tabel II medegedeelde duidelijk gedemonstreerd wordt.