Pagina:Pallieter.pdf/254

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

251

De vruchtbaarheid.

DE schoone, goede Mei had voor goed zijn glorie in de boomen gehangen, en zijn weelde neergestreken over den grond. De keizerlijke kastanjelaren, die zoo veelvuldig 't Netheland begroeiden, hadden op hun groenenden berg al hunne witte bloemen opgestoken. En in de veldkapellekens brandde, ter eere van Ons Lievrouken, menigvuldig keersken.

Marieke was met haar moeder, die afgekomen was om als baker te dienen, en met Charlot, alle