Pagina:Pallieter.pdf/62

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gedachten in de keuken, over de beemden en de landen, die verlaten in de zon lagen te blinken.

Daar kwam Charlot met een groote soepterrien afgeloopen. Zij schepte in, hield haren mond geen Ave-Maria stil, en zocht voor ieder naar veel frikadellekens.

De pastoor maakte alsdan een kruisken en bad stil; de anderen deden hetzelfde en Charlot bleef rechtstaan, de oogen gesloten en de vette handen saâmgevouwen op haren dikken buik.

Daardoor was er een oogenblik van aandoenlijke stilte, waarin verschietend een jong haantje van op den mesthoop kraaide.

En dan begonnen de lepels te gaan en 't gesloeber van de vele monden.

Als hunne soep ledig was, wierden er al pijpen aangestoken, en toen stond Pallieter recht en sprak: ‘Nichtjes en kozentjes van Charlot, ge got hier allemaal veul ete, want er is veul geried gemokt, 't moet allemol oep! En daaroem zeg 'k, dat de vier mense die 't minste zullen ete, staaltje moete trekke, en dat den dië die het klenste strooike trekt, mè zan bloete achterkake in een talloor rijspap moet gon zitte!’

Dat werd met luid gelach aanvaard, en toen is er daar gegeten en gedronken lijk op een feest van Jupiter.

Niemand wilde de schande ondergaan van het belachelijkste gedeelte zijns lichaams te vertoonen. En de vrouwen zoowel als de mannen, ze duwden het eten er in, ze deden om ter meeste; den een wilde niet onder doen voor den anderen.