Toen hij zijn zoon zag, omhelsde hij hem, dolgelukkig huilend. Toen de dag naderde en er weinig tijd meer was voor lange discussies, wendde de vader zich tot Giassemen en bedankte hem voor de grote dienst die hij had bewezen en smeekte hem toenegen, nu hij Feristeno van de dood had bevrijd, om ook voor hem te zorgen door hem ergens in de stad te verbergen, zodat hij niet weer zijn vrijheid zou kunnen verliezen. Giassemen toonde zich bereid om dit te doen en hij ontving een grote som geld van de oude man en trof voorzieningen die nodig waren om te leven. Hij huurde een huis dat vlakbij de muren van de stad lag en bracht Feristeno daarheen.
Nu, bij het aanbreken van de dag, wilden de ministers van de Koning het bevel uitvoeren. Ze gingen stilletjes naar de gevangenis, maar toen ze erin kwamen, vonden ze Feristeno niet. En ze staken veel lampen aan om te zien of er ergens een inbraak was geweest, maar ze zagen dat alles heel en intact was. Ze waren allemaal stomverbaasd en renden onmiddellijk om de raadsheren van de Koning op de hoogte te brengen, die hierdoor zeer verrast waren en het op verschillende manieren interpreteerden. Sommigen zeiden dat, aangezien de gevangenis nergens was gebroken, dit op wonderbaarlijke wijze was gebeurd vanwege de onschuld van de jongeman. Anderen waren het hier niet mee eens en zeiden dat de christenen vol zonden waren.