De Keizer, die het koelbloedige doel van zijn raadgever begreep, spaarde zijn leven, maar verbande hem onmiddellijk uit zijn aanwezigheid en wees al zijn bezittingen aan de schatkist toe. Hij maakte hem duidelijk dat hij in drie dagen buiten de grenzen van zijn koninkrijk moest zijn. Hij was God de Heer oneindig dankbaar, hem van zo'n groot gevaar te hebben gered. En hij beloonde de vrouw die het verraad had ontdekt koninklijk en liet haar een van zijn belangrijke baronnen huwen.
Nadat de Keizer was teruggekeerd naar de jonge mannen en hun alles had verteld wat er was gebeurd op het banket van de raadsman, prees hij hen uitermate en zei: “Ik twijfel er niet aan dat jullie, omdat jullie zo behoedzaam en zo intelligent zijn, jullie zoveel kunnen voorzien en jullie hebben mijn leven gered uit de handen van de onbetrouwbare en boosaardige raadgever. Ik vraag me af of jullie ook een oplossing zouden kunnen vinden voor een zeer belangrijke kwestie waar ik momenteel mee te maken heb. Ik ben er zeker van dat jullie me dit niet zullen ontkennen, aangezien ik wel heb gemerkt hoe goed gezind jullie me zijn als mijn leven op het spel staat."
Nadat zee hem bereidwillig de benodigde hulp aangeboden hadden, begon de Keizer en zei: “De oude filosofen van dit koninkrijk die bij mijn voorgangers altijd hoog in aanzien stonden, ontdekten een soort spiegel die zij de Spiegel van Rechtvaardigheid noemden. Daarom, als twee mensen een geschil hadden liet de rechter hen in de Spiegel kijken.