De Koningin hoorde dit aan en was onmetelijk blij omdat ze geloofde dat, hoe dan ook, door een van de jonge mannen als echtgenoot te nemen, haar land voor altijd zou worden bevrijd van de beproeving van de Hand. Ze liet hen de volgende dag voor haar komen en sprak ze als volgt toe:
"Tot nu toe heb ik u in de hoogste achting gehouden vanwege uw scherpe vooruitziende blik en grote kennis, en de grote hulp die u aan mijn koninkrijk hebt verleend door het te bevrijden van vernietiging door de Hand. Dus nu u mij hebt geopenbaard de zonen van een grote vorst te zijn, en ik de nobelheid van uw bloed erken, vergezeld van zoveel wijsheid, vereer en respecteer ik u boven alle anderen, en volgens het pact gemaakt door mij met Beramo, ben ik verplicht om de Spiegel aan hem terug te geven, en ik moet en wil mijn woord nakomen. En op welk moment ook dat het u behaagt, zal ik de Spiegel aan u overhandigen. En omdat u van zo'n nobele afkomst bent, moet u ook uitermate hoffelijk zijn. Ik wil u daarom nog een andere gunst vragen, die veel van uw behoedzaamheid en wijsheid vereist. Maar voordat ik u vertel, wat het is, moet u me beloven dat u me niet zult weigeren."
Nadat de jonge mannen hadden geantwoord dat ze bereid zouden zijn voor elke opdracht van haar, voegde ze eraan toe: “Toen ik nog een meisje was, voordat de Koning, mijn vader, gezegend zij zijn nagedachtenis, was overleden,