— 71 —
Kleine arnoseris. — Arnoseris pusilla.
Onder de vele samengesteldbloemigen, wier bloemhoofdjes geel gekleurd zijn en, zooals bij de paardebloem, alleen uit lintvormige bloempjes bestaan, terwijl zij een wortelrozet van ingesneden bladeren bezitten, is deze Arnoseris al spoedig te herkennen, doordat de bloemhoofdjes klein zijn (nog wat kleiner dan op de afbeelding) en ook het geheele plantje niet groot wordt, in den regel niet veel hooger dan 2 decimeter. De stengel is ook zeer kenmerkend. Van onderen dun, stevig en roodachtig gekleurd en naar boven uitloopende in de dikkere, op 't laatst gezwollen holle bloemstelen, meest drie aan elk stengeltje.
Hebt gij ook uitgebloeide bloempjes voor u, en wij zagen deze in 1897 reeds er aan in 't midden van Juni, toen we 't aardige plantje langs een zandweg vonden, dan valt het in 't oog dat die zeer puntig toeloopen, doordat de omwindselblaadjes, waarvan er maar één krans is, hoewel aan den voet daarvan nog eenige kleine schubjes te zien zijn, na den bloei met de puntige toppen bij elkaar komen.
Bi] het determineeren helpen de vruchtjes, waarop het dan dikwijls veel aankomt, een heel eind op weg, want ze hebben in 't geheel geen vruchtpluis, wat bij de lintbloemige composieten zelden voorkomt. Maar diezelfde vruchtjes kunnen u ook, vóór dat ge ze goed als zoodanig herkend hebt, min aangenaam foppen. Want de omwindselblaadjes van elkaar verwijderende, om de vruchtjes te zoeken, is er veel kans dat gij meent dat ze reeds afgevallen zijn en gij op den naakten bloembodem staart, terwijl zij toch werkelijk nog allen daar op zitten, ieder van boven met een smal opstaand randje en een zwart puntje in 't midden, maar stijf tegen elkaar gedrukt als een van gelijksoortige steentjes gelegde mozaïkvloer.