Spiraea.—Spiraea ulmaria.
Als 't mooiste sieraad van een bloemrijk hoekje aan een sloot ziet ge er vaak de zachtgele spiraeatrossen op hun hoogen stengel staan. 't Is een zachtdonzige massa fijne bloempjes, die een heerlijk zoeten geur verspreiden, om beurten aan jasmijn en aan rozen herinnerend. Een zeer samengesteld bijscherm hebben we hier, want telkens en telkens vertakken zich de bloemstelen weer en alle steeltjes dragen hun eigen bloemgroepjes, terwijl de laatste takjes zich als een bloemschicht voordoen.
Zondert men een enkel bloempje uit de veelheid af, dan krijgt men een massa meeldraden, vijf bloemblaadjes en een vijfspletig kelkje te zien aan de bleekgele steeltjes. Het meeldradental wisselt af bij de verschillende soorten van spiraea's; bij onze Spiraea ulmaria heeft men 20 meeldraden in twee kransen van tien en daarbinnen een krans van tien tot een gekartelden ring verbonden onvruchtbare meeldraden of staminodiën. Het kelkje heeft zijn slipjes teruggeslagen, als 't bloempje open is en er tusschen de meeldraden een aantal kleine stampertjes te zien zijn. Zoo juist stormt een hommel met groote graagte aan op den tros, die vóór ons staat, zij grijpt nu hier dan daar de bloemen aan, begeerig snoepend van den honig, dien de bloembodem afscheidt.
De vruchtjes, reeds rijpend beneden aan het bijscherm, zijn allermerkwaardigst om elkaâr heen gedraaid en het groene, later bruine vruchthoopje vormt een kogeltje, dat diep geribd lijkt, doordien de vijf of zes langwerpige vruchtjes als om elkander heen geslingerd zijn, elk nog duidelijk van zijn eigen stijltje voorzien. Dat gedraaide of gewondene der vruchtjes heeft aanleiding gegeven tot den aan 't woord spiraal herinnerenden, ook voor 't Nederlandsch geldenden naam Spiraea.
Beneden aan den stengel zien we de op bijzondere wijze gevinde bladeren met groot eindelingsch blad en een paar jukken, die afwisselen met een paar veel kleinere blaadjes. Afgebroken gevind dus is het blad met de fraai gevinde blaadjes, het vinspletige eindblad en de merkwaardige steunbladen, die den kantigen houtigen stengel met breede ooren omgeven, fijn gezaagd zijn en met den bladsteel vergroeid. Aan de bekoorlijkheid onzer spiraea wordt een verdiende hulde gebracht door den Franschen naam Reine des prés en den Engelschen Meadow sweet.