Wilde kamperfoelie.—Lonicera periclymenum.
Herinnert gij u nog van de rijtoeren uit uw jeugd uw verrukking, als tusschen 't kreupelhout aan den weg een kamperfoeliebloesem zichtbaar werd en de ambitie, waarmee zelfs ouderen uit het gezelschap 't gevaar trotseerden, om over de sloot zich buigend of hoog reikend tegen een wilgenstam den gewenschen buit te bemachtigen? Want al komt de kamperfoelie door ons heele land in 't wild voor, zij is juist zeldzaam genoeg, om steeds de charme der nieuwheid te behouden. En wat werd dan zoo'n veroverd takje in eere gehouden, al was het 's avonds bij den terugkeer ook slap en onoogelijk, den lekkeren geur hadden de bloemen nog behouden.
Die dachten daarbij intusschen minder aan slaperige kinderen dan aan wakkere avond- en nachtvlinders, op wier bezoek de kamperfoelie zeer gesteld is en die trouw bij den grooten schat van honig onder in de lange buis te gast gaan. Veel sterker dan in den helderen zonneschijn ontwikkelen dan ook de kamperfoeliebloemen haar geuren tusschen zes à zeven uur 's avonds en middernacht.
Het ontluiken der geelroode bloemen heeft ook steeds plaats tegen den tijd, dat er bezoek verwacht wordt, dus tegen zes of zeven uur in den avond: dan ontplooit de lipvormige bloemkroon zich, laat de lange smalle onderlip afhangen en richt omhoog de in vieren gedeelde breede bovenlip, die zij later ombuigt, ja zelfs achterwaarts omrolt. Dan zien we de vijf forsche in de buis gehechte meeldraden naar alle richtingen uitstaan en er boven steekt op den langen stijl de de groene knopvormige stempel uit. Met haar elegante lange van buiten dicht klierachtig behaarde buis verricht onze Lonicera allerlei bewegingen; bij den knop staat die schuin omhoog, bij de pas ontloken bloem is zij volkomen verticaal en tegen 't verwelken buigt zij zich naar beneden. Het gevolg is, dat, mocht insectenbezoek zijn uitgebleven, zoodat er geen vreemd stuifmeel op den stempel is gekomen, de bloem voor autogamie zorgt, daar de meeldraden, die de kromming der kroonbuis meemaken, haar nog met stuifmeel bedekte helmknoppen in aanraking brengen met den drielobbigen stempel.
De stengel van Lonicera is rechts windend, wèl een bijzonderheid zoo'n windende plant bij ons met houtigen stengel; en de tegenoverstaande, breede bladen zijn gaafrandig; bij onze gekweekte Tuinkamperfoelie, Lonicera caprifolium, zijn twee tegenoverstaande bladen aaneengegroeid, zoodat de stengel midden door het blad schijnt te loopen. De inflorerescentie is minder dicht bij de gekweekte; die is een dicht hoofdje bij onze Lonicera periclymenum. Als de lange slanke bloemen zijn afgevallen, blijft het vijftandig kelkje als een kroontje op 't vruchtje achter en is ook nog zichtbaar op de stevige groene bessen, die later hoogrood worden en vele zaden bevatten.